april 2007
Aankomst
Mijn Roemeense partner en ik gingen samen voor de tweede keer naar Roemenië. Na een prima vlucht liepen we de terminal in, de meesten snakten naar een sigaret maar zagen ook de borden ‘Niet roken’ hangen en wisten zich te beheersen. Ik sommeerde mijn vriend om de sigaret weer uit te maken die hij zich niet-beheersend had opgestoken. Onder een zo’n bord stonden twee medewerkers van de luchthaven doodgemoederd te roken. De toon was gezet, ik was in Roemenië!
We hadden een late vlucht en het was één uur ’s nachts toen we werden afgehaald door het bevriende stel van de Magazin Mixt en we hadden nog drie uur reizen voor de boeg. Ik wist dat morgenochtend het stel weer vroeg zou moeten opstaan. Opeens werd er een stop ingelast bij de Metro, een knots van een groothandel, om boodschappen te doen. “Nu? Het is drie uur ’s nachts!”. “Ja de Metro is open in verband met Pasen”. Hij voegde er aan toe “de civilisatie gaat snel”. En als ik de idioot grote 2,5 literflessen zag met frisdrank wist ik dat het zelfs supersnel ging.
Tegen 5 uur kwamen we aan. De vader en moeder van mijn vriend wachtten ons op met eten. Liefst ging ik meteen slapen maar dat kon natuurlijk niet. Uiteindelijk zat ik toch te smullen van de gebakken aubergines met knoflook, azijn en honing. Moeder had ons eerder verwacht en had een uur buiten bij de poort staan wachten. Het bevriende stel ging na het eten naar huis en ging maar niet meer slapen.
Mijn Roemeense partner en ik gingen samen voor de tweede keer naar Roemenië. Na een prima vlucht liepen we de terminal in, de meesten snakten naar een sigaret maar zagen ook de borden ‘Niet roken’ hangen en wisten zich te beheersen. Ik sommeerde mijn vriend om de sigaret weer uit te maken die hij zich niet-beheersend had opgestoken. Onder een zo’n bord stonden twee medewerkers van de luchthaven doodgemoederd te roken. De toon was gezet, ik was in Roemenië!
We hadden een late vlucht en het was één uur ’s nachts toen we werden afgehaald door het bevriende stel van de Magazin Mixt en we hadden nog drie uur reizen voor de boeg. Ik wist dat morgenochtend het stel weer vroeg zou moeten opstaan. Opeens werd er een stop ingelast bij de Metro, een knots van een groothandel, om boodschappen te doen. “Nu? Het is drie uur ’s nachts!”. “Ja de Metro is open in verband met Pasen”. Hij voegde er aan toe “de civilisatie gaat snel”. En als ik de idioot grote 2,5 literflessen zag met frisdrank wist ik dat het zelfs supersnel ging.
Tegen 5 uur kwamen we aan. De vader en moeder van mijn vriend wachtten ons op met eten. Liefst ging ik meteen slapen maar dat kon natuurlijk niet. Uiteindelijk zat ik toch te smullen van de gebakken aubergines met knoflook, azijn en honing. Moeder had ons eerder verwacht en had een uur buiten bij de poort staan wachten. Het bevriende stel ging na het eten naar huis en ging maar niet meer slapen.
Voorbereidingen voor Pasen
Er werden eieren geverfd en er moest een lam worden gezocht. Geen kant en klare boutjes uit de supermarkt, nee een levend beestje dat mijn vriend graag zelf wilde slachten. We vonden een schaapherder met veel lammetjes. Er werd een exemplaar uitgekozen, aan de poten opgetild en het gewicht werd geschat op 20 kilo. De poten werden bij elkaar gebonden en het lam werd in de bak van de pick-up gelegd. Ik was meer geïnteresseerd in foto’s maken, en wilde een lammetje vasthouden. Geen idee wat de mannen er van dachten, ik zag ze geen wenkbrauwen optrekken. Er werd hard gewerkt aan de slacht. Sneu voor ons lam dat we een zeer hobbelig pad afmoesten met de auto voordat hij aan zijn einde zou komen. De messen werden geslepen. De vader ging maar even naar binnen om het moment suprême niet te zien. Ik bleef kijken en het verraste me dat het beest geen geluid maakt en niet spartelde. Nu begreep ik het gezegde ‘als een lam naar de slachtbank’. Mijn vriend was enkele uren aan het werk (mijn taak in het geheel was hem zijn handen te laten wassen, dat vergat hij namelijk) en hij had er van genoten, zei ie. Tja, iedereen zijn ding…..
Er werd wijn gehaald bij een keuterboertje heuvelopwaarts. Twee oude, slechthorende mensen met drie lieve hondjes. In een muf hokje stonden enkele vaten en we moesten wijn proeven. Ik vond de wijn te jong, ik zou er niet mee durven aanzetten bij mijn vinologische vader. Er werd wat țuică en tien liter wijn ingeslagen, ach het is toch maar voor de slobber. De oudjes hadden geen water op het erf, een waterput kan niet zo diep op de heuvel komen, was de verklaring. Ze moesten dus steeds naar een waterput op een lager gelegen punt, dat leek me knap zwaar voor ze. Het mannetje gaf ons een geverfd eitje mee voor de Pasen. Ik vond het lief, maar moeder was teleurgesteld, waarom gaf hij niet meteen tien stuks mee?
Er werd wijn gehaald bij een keuterboertje heuvelopwaarts. Twee oude, slechthorende mensen met drie lieve hondjes. In een muf hokje stonden enkele vaten en we moesten wijn proeven. Ik vond de wijn te jong, ik zou er niet mee durven aanzetten bij mijn vinologische vader. Er werd wat țuică en tien liter wijn ingeslagen, ach het is toch maar voor de slobber. De oudjes hadden geen water op het erf, een waterput kan niet zo diep op de heuvel komen, was de verklaring. Ze moesten dus steeds naar een waterput op een lager gelegen punt, dat leek me knap zwaar voor ze. Het mannetje gaf ons een geverfd eitje mee voor de Pasen. Ik vond het lief, maar moeder was teleurgesteld, waarom gaf hij niet meteen tien stuks mee?
Ontmoeting met zigeuners
We gingen een eindje rijden met als doel diesel tanken. De dichtstbijzijnde pomp was twintig kilometer verderop. Ik zag een groep zigeuners op en veld staan (beter is het om ze Rroma’s te noemen, geschreven met dubbel r, maar ik doe niet aan politiekcorrectheid). Ik wilde er op af, om foto’s te nemen en ze te ontmoeten, maar durfde eerst niet. Op de terugweg had ik moed verzameld. We werden vriendelijk ontvangen. Ik zei dat ik gek op paarden was, vooral die witte vond ik mooi. Iedereen bewoog met ons mee over het veldje. Ik vroeg een kindje of de paarden braaf waren en hoe het witte paard heette. “Lilly” was het prompte antwoord. De kindjes wilden graag op de foto en ik liet steeds de resultaten op het schermpje van mijn toestel zien.
Ze vertrokken al snel. Een knul liet nog zijn paard steigeren voor een mooie foto. Ik vond het allemaal hartstikke leuk. Ik had ze nog wel willen vragen of ik ze de foto’s zou opsturen, maar er schoot van alles door mijn hoofd. Misschien hadden ze geen vast adres, misschien konden ze niet schrijven. Misschien hadden ze kasten van huizen en reisden ze voor het plezier en zaten ze echt niet op mijn foto’s te wachten. Alles is mogelijk.
Minder leuk vond ik de reactie toen we thuis kwamen. Er werd hard gelachen om mijn enthousiaste verhaal en er volgde een uitleg dat er twee soorten mensen waren in Roemenië. De Roemenen en de zigeuners. Die moest je niet mee naar huis nemen, ze stelen alles van je. Ik zei “ach Roemenen, zigeuners, ze stelen allebei”. “Nee hoor, Roemenen stelen niet” was het antwoord. Of, of, (zucht, zucht, is dat in het Roemeens), ik ken ze.
Ze vertrokken al snel. Een knul liet nog zijn paard steigeren voor een mooie foto. Ik vond het allemaal hartstikke leuk. Ik had ze nog wel willen vragen of ik ze de foto’s zou opsturen, maar er schoot van alles door mijn hoofd. Misschien hadden ze geen vast adres, misschien konden ze niet schrijven. Misschien hadden ze kasten van huizen en reisden ze voor het plezier en zaten ze echt niet op mijn foto’s te wachten. Alles is mogelijk.
Minder leuk vond ik de reactie toen we thuis kwamen. Er werd hard gelachen om mijn enthousiaste verhaal en er volgde een uitleg dat er twee soorten mensen waren in Roemenië. De Roemenen en de zigeuners. Die moest je niet mee naar huis nemen, ze stelen alles van je. Ik zei “ach Roemenen, zigeuners, ze stelen allebei”. “Nee hoor, Roemenen stelen niet” was het antwoord. Of, of, (zucht, zucht, is dat in het Roemeens), ik ken ze.
Naar de kerk
Tegen half twaalf in de avond gingen we naar de kerk in verband met de paasviering. De ouders van mijn vriend bleven tot mijn verrassing thuis en mijn vriend liep ook al niet over van enthousiasme. Hij dacht dat er tegenwoordig geen jongeren meer kwamen, maar dat viel reuze mee en hij ontmoette enkele vrienden. We stonden rond de kerk te wachten. Opeens kwam er een patserige SUV (een terreinwagen) aanrijden met een kentekenplaat uit Boekarest. Ik verbaasde me er over dat er iemand uit Boekarest naar dit gat kwam om de kerk te bezoeken. Nee, het bleek de ‘popa’, de priester, te zijn. Een zeer vadsige knul stapte uit. Er werd me ingefluisterd dat hij gokte, naar de vrouwen ging, en deel uitmaakte van een maffiagroep die documenten vervalste. Dat maakte de paasgedachte toch minder fraai hoor.
We staken allemaal een kaarsje aan. Een deel van de ceremonie vond buiten plaats, dat was wel een mooi gezicht met die kaarsjes. Daarna liepen we driemaal rond de kerk met onze kaarsjes. Ik dacht ‘als ik maar niet struikel en iemands haar of kleding in de hens steek’. Vervolgens klopte de popa driemaal op de deur van de kerk en gingen we weer naar binnen. Er liep een vrouw mee met een grote kip onder haar arm die af en toe geluid maakte. Wij vertrokken nadat we onze kaarsjes ergens hadden geplant.
Tijdens de paasdagen vroegen mensen me hoe het zit met het geloof in Nederland. Ik legde een beetje globaal uit dat er boven de rivieren meer protestantisme is en onder de rivieren katholicisme is, maar dat veel mensen niet meer zo kerkelijk zijn. En ik dan? “Ik ben niets”. Nee dat kon niet, hoe kun je nou niets zijn? “Ik kan tenminste nog kiezen, wie weet word ik wel Orthodox”, riep ik dan vrolijk.
Eerste paasdag verwachtten we visite. Eerst kwam er een oud vrouwtje het erf op om een pomană te brengen. De pomana is een traditie voor mensen van wie een naaste is overleden, men moet zeven jaar met eten rond gaan. Ze kwam dus met een schaal met koekjes en cake het erf op, het was de bedoeling dat we er wat vanaf namen en er ook wat op legde. Er werd een hollandse stroopwafel bijgelegd.
De visite bestond uit verre verwanten van moeder, en blijkbaar had de vrouw geassisteerd bij de geboorte van mijn vriend. Het was een flink kind, begreep ik, en hij was dan ook tot mijn geluk uitgegroeid tot een bovengemiddeld lange Roemeen. De verwanten namen een valse pekinees mee, die de 3 erfhonden domineerde en de boel onderpiste. Het ding gromde voortdurend en miste het doorgaans lieve karakter van de roemeense straathond.
En iets later kwam ook het gezin van de Magazin Mixt aan de paasvreugde deelnemen.
Grote lol was het eieren tikken. Wie het hardste ei heeft, dat niet stuk gaat als je op de ander zijn ei tikt, wint en dat zou dan geluk moeten brengen. De een zegt “Hristos a înviat” (Christus is herrezen) en de ander antwoordt dan “adevărat a înviat” (het is waar dat hij is herrezen).
Verder werd er de hele dag gegeten tot je ploft. Nadat we dit stadium hadden bereikt ging de barbecue aan voor nog meer vlees. Of er voor een heel leger moest worden gegrild. En er werd gedronken. Veel gedronken. Țuică, bier, wijn, en in no-time was een van de mannelijke gasten dronken en vertrok hij naar een slaapkamer om op een bed zijn roes uit te slapen. Gezellig hoor.
Men vond dat ik goed Roemeens sprak, en ook grammaticaal correct, voegde men er dan aan toe. Ik kon de gesprekken best goed volgen en grapjes maken. Ik had nog een vrouwengesprek met de beeldschone vriendin van de zoon. Ze werd niet erg geaccepteerd door de familie omdat er teveel leeftijdsverschil is. Wat heb ik dan een mazzel dat ik (13 jaar ouder dan mijn vriend, wil niet trouwen, wil geen kinderen) zo warm werd opgenomen in de familie!
Tegen half twaalf in de avond gingen we naar de kerk in verband met de paasviering. De ouders van mijn vriend bleven tot mijn verrassing thuis en mijn vriend liep ook al niet over van enthousiasme. Hij dacht dat er tegenwoordig geen jongeren meer kwamen, maar dat viel reuze mee en hij ontmoette enkele vrienden. We stonden rond de kerk te wachten. Opeens kwam er een patserige SUV (een terreinwagen) aanrijden met een kentekenplaat uit Boekarest. Ik verbaasde me er over dat er iemand uit Boekarest naar dit gat kwam om de kerk te bezoeken. Nee, het bleek de ‘popa’, de priester, te zijn. Een zeer vadsige knul stapte uit. Er werd me ingefluisterd dat hij gokte, naar de vrouwen ging, en deel uitmaakte van een maffiagroep die documenten vervalste. Dat maakte de paasgedachte toch minder fraai hoor.
We staken allemaal een kaarsje aan. Een deel van de ceremonie vond buiten plaats, dat was wel een mooi gezicht met die kaarsjes. Daarna liepen we driemaal rond de kerk met onze kaarsjes. Ik dacht ‘als ik maar niet struikel en iemands haar of kleding in de hens steek’. Vervolgens klopte de popa driemaal op de deur van de kerk en gingen we weer naar binnen. Er liep een vrouw mee met een grote kip onder haar arm die af en toe geluid maakte. Wij vertrokken nadat we onze kaarsjes ergens hadden geplant.
Tijdens de paasdagen vroegen mensen me hoe het zit met het geloof in Nederland. Ik legde een beetje globaal uit dat er boven de rivieren meer protestantisme is en onder de rivieren katholicisme is, maar dat veel mensen niet meer zo kerkelijk zijn. En ik dan? “Ik ben niets”. Nee dat kon niet, hoe kun je nou niets zijn? “Ik kan tenminste nog kiezen, wie weet word ik wel Orthodox”, riep ik dan vrolijk.
Eerste paasdag verwachtten we visite. Eerst kwam er een oud vrouwtje het erf op om een pomană te brengen. De pomana is een traditie voor mensen van wie een naaste is overleden, men moet zeven jaar met eten rond gaan. Ze kwam dus met een schaal met koekjes en cake het erf op, het was de bedoeling dat we er wat vanaf namen en er ook wat op legde. Er werd een hollandse stroopwafel bijgelegd.
De visite bestond uit verre verwanten van moeder, en blijkbaar had de vrouw geassisteerd bij de geboorte van mijn vriend. Het was een flink kind, begreep ik, en hij was dan ook tot mijn geluk uitgegroeid tot een bovengemiddeld lange Roemeen. De verwanten namen een valse pekinees mee, die de 3 erfhonden domineerde en de boel onderpiste. Het ding gromde voortdurend en miste het doorgaans lieve karakter van de roemeense straathond.
En iets later kwam ook het gezin van de Magazin Mixt aan de paasvreugde deelnemen.
Grote lol was het eieren tikken. Wie het hardste ei heeft, dat niet stuk gaat als je op de ander zijn ei tikt, wint en dat zou dan geluk moeten brengen. De een zegt “Hristos a înviat” (Christus is herrezen) en de ander antwoordt dan “adevărat a înviat” (het is waar dat hij is herrezen).
Verder werd er de hele dag gegeten tot je ploft. Nadat we dit stadium hadden bereikt ging de barbecue aan voor nog meer vlees. Of er voor een heel leger moest worden gegrild. En er werd gedronken. Veel gedronken. Țuică, bier, wijn, en in no-time was een van de mannelijke gasten dronken en vertrok hij naar een slaapkamer om op een bed zijn roes uit te slapen. Gezellig hoor.
Men vond dat ik goed Roemeens sprak, en ook grammaticaal correct, voegde men er dan aan toe. Ik kon de gesprekken best goed volgen en grapjes maken. Ik had nog een vrouwengesprek met de beeldschone vriendin van de zoon. Ze werd niet erg geaccepteerd door de familie omdat er teveel leeftijdsverschil is. Wat heb ik dan een mazzel dat ik (13 jaar ouder dan mijn vriend, wil niet trouwen, wil geen kinderen) zo warm werd opgenomen in de familie!
We maakten een wandeling, ik was het zitten beu. Een paar huizen verder op stond het witte paard waar ik vorig jaar een ritje per kar mee had gemaakt. We gingen het erf op, waar ook familie aan een lange tafel zat. We moesten natuurlijk eten en drinken, maar ik had meer interesse in het beestenspul en ik werd rondgeleid over het erf door de oma. Een kip had de eieren van een eend uitgebroed en de eendjes zagen de kip nu als mama. Er waren ook kuikentjes, twee varkens (helaas geen biggetjes, die vind ik altijd zo lief) en een kalf van een maand oud. De oma vertelde ook over de royale moestuin, wees allerlei plantjes aan en vertelde wat er nog op moest komen aan zaaigoed.
Tweede paasdag gingen we “op pomană” bij de buren. De mensen op straat zien er letterlijk op hun paasbest uit. Er kwam weer voedsel langs. Eerst salades, dan soep, dan gebraad en dan zoetigheid. Zodra ik een compliment maakte aan de dochter die de taarten heeft gemaakt werden er grote stukken taart voor me ingepakt.
De auto die we de volgende dag voor onze meerdaagse trip wilden gaan gebruiken bleek even te zijn uitgeleend. Er ontstond onrust. Ze hadden allang terug moeten zijn gekomen en uit een telefoontje ontstond de indruk dat er een ongeluk was gebeurd. Dan zou onze trip in het water vallen. Het bleek gelukkig niet zo te zijn. Ik zag wel dat er een flink eind mee was gereden op de kilometerteller. Mijn vriend zei dat degene die hem uitleende er tien liter diesel had bijgegooid, hij heeft thuis een tankje. Ik vroeg me af wat iemand zonder auto met een tank diesel doet. Het antwoord is ‘des Roemeens’. Hij werkt bij een benzinepomp en steelt van de baas. En dan zeggen ze wat over zigeuners……….
Vervolgens werd er door de mannen gevoetbald en daarna gingen we met de familie van de Magazin Mixt naar de kermis. Door de ogen van een Hollander een oude aftandse bedoening, maar voor een dorp een van de weinige attracties van het jaar. Het zag er dan ook zwart van de mensen. We deden een rondje in een draaimolen en ik kreeg nog een stang tegen mijn kop aan. Zou er ooit iemand de veiligheid van de attracties controleren?
Impressies
“Wat zit je toch steeds te schrijven” vroeg de moeder van mijn vriend. “Impressie” zei ik. Toen ze later tijdens een goedmoedige schermutseling vader een mep op zijn kop gaf met een pantoffel, deed ik net alsof ik het in mijn boekje ging opschrijven. “Moeder slaat vader” zei ik lachend.
Zo had ik wel meer impressies. Het viel me op dat het niet slecht met het dorp ging sinds ik er zeven maanden geleden was geweest. Er waren diverse winkeltjes bijgekomen en ik zag veel bouwactiviteiten in de omgeving. Vaak zie je de dorpjes leger en leger worden. Ook in dit dorp zie je voor het merendeel kinderen en oude mensen, terwijl de jongeren in het buitenland zitten. Maar toch komen er winkeltjes bij, er wordt dus geïnvesteerd in het dorp. Ook de Magazin Mixt van het bevriende stel is een stuk groter geworden met een eetgelegenheid annex terras.
Nog meer impressies had ik over de omgangsvormen. Als mijn vriend mannelijke bekenden tegen kwam, schudden ze elkaar de hand, maar niet met mij. Uit respect voor mijn viend. Meestal zeiden ze “sărut mâna” (“ik kus je hand”) tegen me. Soms werd er ook echt een hoffelijk handkusje gegeven. Als er vrouwelijke bekenden bij waren, dan werd ik meteen gezoend door de vrouwen. De fysieke afstand tot elkaar is kleiner in Roemenië. Men gaat meteen gezellig tegen elkaar aan zitten. Ook mannen hangen rustig over elkaar heen.
Privacy is een vaag begrip. Ze lopen sneller een deur in en zitten sneller aan elkaars spulletjes. Als je je om staat te kleden of te wassen met een teiltje water wordt er gewoon je kamer binnengelopen.
Verder moest ik ook nog wennen aan een plotselinge boze toon van vader of moeder, maar het is ook weer zo over, en bij navraag had het helemaal niets te betekenen. Ze zijn het zo gewend.
Wat mij bevalt is dat er (in ieder geval op het platteland) minder gezeurd wordt. Kraaiende hanen, blaffende honden, luide muziek, een walmende barbecue, iedereen rommelt maar een eind aan.
De auto die we de volgende dag voor onze meerdaagse trip wilden gaan gebruiken bleek even te zijn uitgeleend. Er ontstond onrust. Ze hadden allang terug moeten zijn gekomen en uit een telefoontje ontstond de indruk dat er een ongeluk was gebeurd. Dan zou onze trip in het water vallen. Het bleek gelukkig niet zo te zijn. Ik zag wel dat er een flink eind mee was gereden op de kilometerteller. Mijn vriend zei dat degene die hem uitleende er tien liter diesel had bijgegooid, hij heeft thuis een tankje. Ik vroeg me af wat iemand zonder auto met een tank diesel doet. Het antwoord is ‘des Roemeens’. Hij werkt bij een benzinepomp en steelt van de baas. En dan zeggen ze wat over zigeuners……….
Vervolgens werd er door de mannen gevoetbald en daarna gingen we met de familie van de Magazin Mixt naar de kermis. Door de ogen van een Hollander een oude aftandse bedoening, maar voor een dorp een van de weinige attracties van het jaar. Het zag er dan ook zwart van de mensen. We deden een rondje in een draaimolen en ik kreeg nog een stang tegen mijn kop aan. Zou er ooit iemand de veiligheid van de attracties controleren?
Impressies
“Wat zit je toch steeds te schrijven” vroeg de moeder van mijn vriend. “Impressie” zei ik. Toen ze later tijdens een goedmoedige schermutseling vader een mep op zijn kop gaf met een pantoffel, deed ik net alsof ik het in mijn boekje ging opschrijven. “Moeder slaat vader” zei ik lachend.
Zo had ik wel meer impressies. Het viel me op dat het niet slecht met het dorp ging sinds ik er zeven maanden geleden was geweest. Er waren diverse winkeltjes bijgekomen en ik zag veel bouwactiviteiten in de omgeving. Vaak zie je de dorpjes leger en leger worden. Ook in dit dorp zie je voor het merendeel kinderen en oude mensen, terwijl de jongeren in het buitenland zitten. Maar toch komen er winkeltjes bij, er wordt dus geïnvesteerd in het dorp. Ook de Magazin Mixt van het bevriende stel is een stuk groter geworden met een eetgelegenheid annex terras.
Nog meer impressies had ik over de omgangsvormen. Als mijn vriend mannelijke bekenden tegen kwam, schudden ze elkaar de hand, maar niet met mij. Uit respect voor mijn viend. Meestal zeiden ze “sărut mâna” (“ik kus je hand”) tegen me. Soms werd er ook echt een hoffelijk handkusje gegeven. Als er vrouwelijke bekenden bij waren, dan werd ik meteen gezoend door de vrouwen. De fysieke afstand tot elkaar is kleiner in Roemenië. Men gaat meteen gezellig tegen elkaar aan zitten. Ook mannen hangen rustig over elkaar heen.
Privacy is een vaag begrip. Ze lopen sneller een deur in en zitten sneller aan elkaars spulletjes. Als je je om staat te kleden of te wassen met een teiltje water wordt er gewoon je kamer binnengelopen.
Verder moest ik ook nog wennen aan een plotselinge boze toon van vader of moeder, maar het is ook weer zo over, en bij navraag had het helemaal niets te betekenen. Ze zijn het zo gewend.
Wat mij bevalt is dat er (in ieder geval op het platteland) minder gezeurd wordt. Kraaiende hanen, blaffende honden, luide muziek, een walmende barbecue, iedereen rommelt maar een eind aan.
Op reis
We gingen enkele dagen rondtoeren, tot groot verdriet van moeder, die vond dat we maar kort bij haar bleven. Maar ja, ik wil toch wat zien van het land! Ik had gekozen voor Sibiu en Sighișoara. We vertrokken in de richting van Râmnicu Vâlcea, waar we even een tussenstop maakten om te pinnen en te tanken. Daarna werd de weg steeds mooier en bergachtiger. Onderweg kwamen we bij toeval langs het klooster van Cozia, en het klooster schreeuwde om een bezichtiging. Een oude man bedelde om geld. Als ik hem met zijn traditionele hoofddeksel op de foto mocht zetten, dan wilde ik daar wel een vergoeding voor geven. “ik stá al” riep hij enthousiast.
Ik denk wel eens, zou het een idee zijn om het principe van levend standbeeld te introduceren in Roemenië, dan doe je iets om je geld te verdienen.
Onderweg zag ik diverse krankzinnige inhaalmanoeuvres. Het zijn bijna altijd de asobakken uit Boekarest. Een inhaalverbod, eenrichtingverkeer, het maakt niet uit, elke regel is er om overtreden te worden. Mijn vriend vond dat ik meer op de Roemeense manier moest rijden, maar ik weigerde me te laten opjutten en negeerde getoeter stoïcijns. Ik blijf het een paradox vinden dat de Roemenen zo dociel kunnen wachten in een rij, op een trein of een lift, en in een auto opgefokte idioten worden.
We gingen enkele dagen rondtoeren, tot groot verdriet van moeder, die vond dat we maar kort bij haar bleven. Maar ja, ik wil toch wat zien van het land! Ik had gekozen voor Sibiu en Sighișoara. We vertrokken in de richting van Râmnicu Vâlcea, waar we even een tussenstop maakten om te pinnen en te tanken. Daarna werd de weg steeds mooier en bergachtiger. Onderweg kwamen we bij toeval langs het klooster van Cozia, en het klooster schreeuwde om een bezichtiging. Een oude man bedelde om geld. Als ik hem met zijn traditionele hoofddeksel op de foto mocht zetten, dan wilde ik daar wel een vergoeding voor geven. “ik stá al” riep hij enthousiast.
Ik denk wel eens, zou het een idee zijn om het principe van levend standbeeld te introduceren in Roemenië, dan doe je iets om je geld te verdienen.
Onderweg zag ik diverse krankzinnige inhaalmanoeuvres. Het zijn bijna altijd de asobakken uit Boekarest. Een inhaalverbod, eenrichtingverkeer, het maakt niet uit, elke regel is er om overtreden te worden. Mijn vriend vond dat ik meer op de Roemeense manier moest rijden, maar ik weigerde me te laten opjutten en negeerde getoeter stoïcijns. Ik blijf het een paradox vinden dat de Roemenen zo dociel kunnen wachten in een rij, op een trein of een lift, en in een auto opgefokte idioten worden.
Sibiu
We kwamen aan in Sibiu. Het hotel zoeken in het drukke centrum was een crime, maar het ontvangst in hotel Ela was warm. De kamer was netjes, maar we waren allebei te groot voor het bed en pasten ook niet echt onder de douche. Mijn vriend besloot op de grond te gaan slapen. Het was een uitstekend hotel, maar hij vond 30 euro per nacht veel geld en nou lag hij ook nog op de grond….
In een souvenirwinkeltje kocht ik een uitgeblazen en handbeschilderd ei uit de Boekovinaregio. Ik grapte nog “ze zijn toch niet van plastic en made in China”? En toen brak mijn uitgekozen ei tijdens het inpakken! Het was echt, zoveel was duidelijk!
Daarna brachten we een bezoekje aan het Apothekersmuseum. De grondlegger van de homeopathie had hier gewoond. De inventaris was prachtig. Mijn vriend vond het echter een schande dat ze er spullen van verkochten, en zei er wat van. Maar hij had een inventarisnummer aangezien voor een prijskaartje, natuurlijk verkochten ze niets!
We hadden graag de toren beklommen van de kerk met uitzicht over het Grote Plein en het Kleine Plein, maar die was wegens restauratie gesloten. Het hart van de stad was netjes opgekalefaterd, maar zodra je enkele straten verder was zag het er weer afgebladderd uit. Het had beide eigenlijk zijn eigen charme.
We brachten ook nog een bezoekje aan het Astra plattelandsmuseum. Een groot terrein, waar tien kilometer aan wandelpaden ligt, en het heerlijk rustig was. Ook bezochten we de naastgelegen dierentuin. De directeur schijnt er zich enthousiast voor in te zetten, zo vertelde een taxichauffeur. Ik kon nog altijd niet wennen aan de dure fotobiljetjes die je apart van de entree moest kopen. Ik vond de entreeprijs van 15 lei per persoon wel voldoende en besloot geen fotobiljetje te kopen. De ervaring had me geleerd dat er later toch geen mens om vraagt.
Veel roofdieren in de dierentuin. In het algemeen vond ik de beesten redelijk acceptabele hokken hebben. Ik ging ergens een deurtje in, het was achteraf gezien denk ik een niet-afgesloten deur voor de dierenoppassers, en stond oog in oog met een panter en iets te brede tralies.
Ik was vooral verrukt van de wolven, die kwamen zo enthousiast op ons afhollen en konden we aaien. Ze waren duidelijk door mensen opgevoed en vonden ons bezoek een welkome afwisseling. Helaas zag ik ook jongeren de aapjes plagen. Maar de aapjes verweerden zich goed en hadden flinke tanden.
In een souvenirwinkeltje kocht ik een uitgeblazen en handbeschilderd ei uit de Boekovinaregio. Ik grapte nog “ze zijn toch niet van plastic en made in China”? En toen brak mijn uitgekozen ei tijdens het inpakken! Het was echt, zoveel was duidelijk!
Daarna brachten we een bezoekje aan het Apothekersmuseum. De grondlegger van de homeopathie had hier gewoond. De inventaris was prachtig. Mijn vriend vond het echter een schande dat ze er spullen van verkochten, en zei er wat van. Maar hij had een inventarisnummer aangezien voor een prijskaartje, natuurlijk verkochten ze niets!
We hadden graag de toren beklommen van de kerk met uitzicht over het Grote Plein en het Kleine Plein, maar die was wegens restauratie gesloten. Het hart van de stad was netjes opgekalefaterd, maar zodra je enkele straten verder was zag het er weer afgebladderd uit. Het had beide eigenlijk zijn eigen charme.
We brachten ook nog een bezoekje aan het Astra plattelandsmuseum. Een groot terrein, waar tien kilometer aan wandelpaden ligt, en het heerlijk rustig was. Ook bezochten we de naastgelegen dierentuin. De directeur schijnt er zich enthousiast voor in te zetten, zo vertelde een taxichauffeur. Ik kon nog altijd niet wennen aan de dure fotobiljetjes die je apart van de entree moest kopen. Ik vond de entreeprijs van 15 lei per persoon wel voldoende en besloot geen fotobiljetje te kopen. De ervaring had me geleerd dat er later toch geen mens om vraagt.
Veel roofdieren in de dierentuin. In het algemeen vond ik de beesten redelijk acceptabele hokken hebben. Ik ging ergens een deurtje in, het was achteraf gezien denk ik een niet-afgesloten deur voor de dierenoppassers, en stond oog in oog met een panter en iets te brede tralies.
Ik was vooral verrukt van de wolven, die kwamen zo enthousiast op ons afhollen en konden we aaien. Ze waren duidelijk door mensen opgevoed en vonden ons bezoek een welkome afwisseling. Helaas zag ik ook jongeren de aapjes plagen. Maar de aapjes verweerden zich goed en hadden flinke tanden.
Slimnic, Mediaș en Biertan
We reden in de richting van Sighișoara. Deze streek bestaat uit mooie dorpjes, waar eeuwen geleden Saksische bevolking naartoe was verhuisd. De invloeden zijn zowel in architectuur als in taal nog zichtbaar. Vaak hebben Roemeense dorpen een bord met daarop twee of drie namen (in Roemeens, Hongaars en Duits). Maar de streek is vooral beroemd om de weerkerken. Ik begreep eerst het woord ‘weer’ in ‘weerkerk’ niet. Pas later zag ik hoe de kerkjes omringd zijn met muren, het zijn dus gefortificeerde muren, en ‘weerstandskerk’ zou een duidelijker woord zijn. Na de omwenteling is vanaf 1990 de van oorsprong Saksische bevolking weggetrokken naar Duitsland en zijn er Roma in hun huizen gaan wonen.
Eerst stopten we bij Slimnic om de vervallen burcht te zien. Mooi uitzicht. De man bij de poort was zo blij dat hij Duits tegen me kon praten, maar ik hou daar helemaal niet van!
We kwamen langs Copșa Mica, dit moet het lelijkste stukje Roemenië zijn. Er ligt een groot vervallen industrieterrein en het plaatsje staat bekend als de meest vervuilde stad van Roemenië.
We reden door naar Mediaș, gelukkig weer een mooi plaatsje, waar we in een parkje lunchten. De wegen zijn prima in dit gebied. Tot mijn verbazing zag ik kinderen op skeelers, twee rolstoelen en zelfs een scootmobiel. Dat is in de regio waar mijn vriend woont ondenkbaar.
We reden een stukje om naar het dorp Biertan. Het staat op de UNESCO Werelderfgoedlijst. De kerk heeft zelfs drie muren er om heen. In de kerk is een deur te bezichtigen met 19 grendels. Ik was helemaal weg van Biertan. Het was zo ongelofelijk rustig en aangenaam in het dorpje! We dronken wat in restaurant Unglerus, waar we naar hartenlust gebruik mochten maken van middeleeuwse attributen om foto’s te schieten. Het restaurant straalde ‘Deutsche grundligkeit’ uit.
We reden in de richting van Sighișoara. Deze streek bestaat uit mooie dorpjes, waar eeuwen geleden Saksische bevolking naartoe was verhuisd. De invloeden zijn zowel in architectuur als in taal nog zichtbaar. Vaak hebben Roemeense dorpen een bord met daarop twee of drie namen (in Roemeens, Hongaars en Duits). Maar de streek is vooral beroemd om de weerkerken. Ik begreep eerst het woord ‘weer’ in ‘weerkerk’ niet. Pas later zag ik hoe de kerkjes omringd zijn met muren, het zijn dus gefortificeerde muren, en ‘weerstandskerk’ zou een duidelijker woord zijn. Na de omwenteling is vanaf 1990 de van oorsprong Saksische bevolking weggetrokken naar Duitsland en zijn er Roma in hun huizen gaan wonen.
Eerst stopten we bij Slimnic om de vervallen burcht te zien. Mooi uitzicht. De man bij de poort was zo blij dat hij Duits tegen me kon praten, maar ik hou daar helemaal niet van!
We kwamen langs Copșa Mica, dit moet het lelijkste stukje Roemenië zijn. Er ligt een groot vervallen industrieterrein en het plaatsje staat bekend als de meest vervuilde stad van Roemenië.
We reden door naar Mediaș, gelukkig weer een mooi plaatsje, waar we in een parkje lunchten. De wegen zijn prima in dit gebied. Tot mijn verbazing zag ik kinderen op skeelers, twee rolstoelen en zelfs een scootmobiel. Dat is in de regio waar mijn vriend woont ondenkbaar.
We reden een stukje om naar het dorp Biertan. Het staat op de UNESCO Werelderfgoedlijst. De kerk heeft zelfs drie muren er om heen. In de kerk is een deur te bezichtigen met 19 grendels. Ik was helemaal weg van Biertan. Het was zo ongelofelijk rustig en aangenaam in het dorpje! We dronken wat in restaurant Unglerus, waar we naar hartenlust gebruik mochten maken van middeleeuwse attributen om foto’s te schieten. Het restaurant straalde ‘Deutsche grundligkeit’ uit.
Sighișoara
Uiteindelijk kwamen we in Sighișoara aan. We hadden twee dagen van tevoren een telefonische reservering gemaakt bij hotel Gia. Maar het hotel zou vol zitten, en de vrouw die onze reservering had aangenomen, weigerde met mijn vriend te komen praten over wat er mis was gegaan met onze reservering. Ze liet een knul, die zei dat hij net diezelfde dag was begonnen aan zijn nieuwe baan in het hotel, de narigheid oplossen. “Daarom vind ik Roemenië niet meer prettig” zei mijn vriend. “Je denkt het goed te hebben geregeld, maar je kunt nooit op mensen rekenen”. Gelukkig vonden we in hotel Chic wel een kamer. Er was niks chics aan, de kamers straalden liefdeloosheid en Roemeense prutserigheid uit. Waarom komt er warm water uit de koude kraan en omgekeerd, waarom zit het lichtknopje aan de scharnierkant van de deur, waarom sluit een deur zelden goed, waarom is iets nooit waterpas?
De volgende dag liepen we naar de citadel van Sighișoara. Het was er toeristisch en er zijn veel souvenirwinkels met Draculaspul. Het is goed dat er veel gerestaureerd wordt in het middeleeuwse stadje, maar het is natuurlijk jammer dat dat net gebeurt op een moment dat wij er zijn.
We zagen mensen met drie wolven aan de riem lopen. Wat een prachtbeesten. Natuurlijk moest ik er op af. Ze kwamen uit Timișoara en we hadden blijkbaar met beroemde wolven te maken! Ze werden voor films en reclames (waaronder een wodka-merk) ingehuurd.
We bezochten Turnul cu Ceas, de Klokkentoren, en genoten van het uitzicht over de citadel. De toren is tevens een museum met een interessante collectie oude gebruiksvoorwerpen. We bekeken het geboortehuis van Vlad Dracul, en er was ook nog een standbeeld aan hem gewijd. Wat een on-Roemeense kop heeft die man eigenlijk met die scherpe gelaatstrekken.
We deden wat inkopen bij een supermarktje. Vóór ons bij de kassa stond een dikke vrouw in zwierige rokken. Ze had al betaald en onze boodschappen kwamen voorbij de scanner, en toen ze wegliep griste ze onze fles karnemelk mee. “Doamna!”, “Mevrouw!” riep ik. Ze verontschuldigde zich, deed alsof het een vergissing was, maar het was zó overduidelijk opzet, dat ik er alleen maar om kon lachen. Als ik hier zou wonen en het zou me vaker overkomen dan zou het lachen me wel vergaan, vrees ik.
De volgende dag liepen we naar de citadel van Sighișoara. Het was er toeristisch en er zijn veel souvenirwinkels met Draculaspul. Het is goed dat er veel gerestaureerd wordt in het middeleeuwse stadje, maar het is natuurlijk jammer dat dat net gebeurt op een moment dat wij er zijn.
We zagen mensen met drie wolven aan de riem lopen. Wat een prachtbeesten. Natuurlijk moest ik er op af. Ze kwamen uit Timișoara en we hadden blijkbaar met beroemde wolven te maken! Ze werden voor films en reclames (waaronder een wodka-merk) ingehuurd.
We bezochten Turnul cu Ceas, de Klokkentoren, en genoten van het uitzicht over de citadel. De toren is tevens een museum met een interessante collectie oude gebruiksvoorwerpen. We bekeken het geboortehuis van Vlad Dracul, en er was ook nog een standbeeld aan hem gewijd. Wat een on-Roemeense kop heeft die man eigenlijk met die scherpe gelaatstrekken.
We deden wat inkopen bij een supermarktje. Vóór ons bij de kassa stond een dikke vrouw in zwierige rokken. Ze had al betaald en onze boodschappen kwamen voorbij de scanner, en toen ze wegliep griste ze onze fles karnemelk mee. “Doamna!”, “Mevrouw!” riep ik. Ze verontschuldigde zich, deed alsof het een vergissing was, maar het was zó overduidelijk opzet, dat ik er alleen maar om kon lachen. Als ik hier zou wonen en het zou me vaker overkomen dan zou het lachen me wel vergaan, vrees ik.
Vișcri
Ik had voor de reis terug een andere route uitgezocht, zodat we precies een rondje in het hart van Roemenië hadden gereden in vijf dagen (600 kilometer). Ik had ook nog het dorp Vișcri op het programma gezet. Vanaf de doorgaande weg was het nog tien kilometer hobbelen over een zandweg. Onderweg werd er gewerkt op het land met paard en ploeg, zwaaiden groezelige maar vrolijke kindertjes naar ons, en passeerden we veel paard en wagens. De eerste aanblik van Vișcri deed me afvragen waarom mijn reisgids me deze omweg had aanbevolen. Het begrip ontstond bij de aanblik van de hoofdstraat met pastelkleurige huizen, en het begrip groeide nog meer bij het aanschouwen van het Witte Kerkje. We dronken wat op een terrasje en ik mocht de privétoilet van de familie gebruiken. Ik werd er naar toe geloodst over een erfje waar drie jonge poesjes over elkaar heen buitelden. Ik was er niet weg te slaan!
Om het Witte Kerkje te kunnen bezoeken liep er iemand met ons mee die de sleutel had en tekst en uitleg kon geven. Hij droeg een hark mee en werd vergezeld door een prachtige Duitse Herder met de naam Rex. De man vertelde (ik bleef trouwens stug Roemeens praten, ik wilde niet dat hij in het Duits overging) dat het dorp gelukkig was ontsnapt aan het egaliseringsplan van Ceaușescu. Plattelandsdorpen moesten verdwijnen en er moesten grootschalige agrarische centra voor in de plaats komen. Het plan werd gelukkig niet uitgevoerd omdat Ceaușescu ten val kwam. Momenteel valt het dorpje onder UNESCO Werelderfgoed en onder de OVR (Operations Village Roumain) en is er een stedenband met een Belgisch plaatsje. Er kwamen vooral Duitsers en Fransen het dorp bezoeken, vertelde onze gids. “Ook Nederlanders?” vroeg ik. “Ja, maar die komen altijd op de fiets” was het antwoord.
In het kerkje zag ik een groter metalen collectebusje voor de kerk en een kleiner metalen busje voor de armen staan. Een soort bijstandsuitkering avant la lettre. Bij het kerkje was ook een mini-museum. Er waren allemaal genummerde haken aan een balk, iedereen kon op zijn eigen haak stukken spek ophangen en als men dan de veiligheid van de ommuurde kerk moest opzoeken, dan had iedereen zijn eigen voedsel. We beklommen de toren via smalle, ongelijke en donkere trappen. Bij de afdaling had onze gids achter mij iets meer haast dan ik, ik ging niet zo snel, maar hij moest klokslag 12 uur de klok luiden!
Buiten zaten vrouwen te breien. Eentje liet ons haar breiwerkjes zien en ik kreeg al kriebel van de gedachte alleen al dat ik die wol op mijn huid zou moeten verdragen. Afijn, ik deed een donatie in ruil voor een foto. Haar breiwerkjes moest ze maar aan een ander slijten.
Om het Witte Kerkje te kunnen bezoeken liep er iemand met ons mee die de sleutel had en tekst en uitleg kon geven. Hij droeg een hark mee en werd vergezeld door een prachtige Duitse Herder met de naam Rex. De man vertelde (ik bleef trouwens stug Roemeens praten, ik wilde niet dat hij in het Duits overging) dat het dorp gelukkig was ontsnapt aan het egaliseringsplan van Ceaușescu. Plattelandsdorpen moesten verdwijnen en er moesten grootschalige agrarische centra voor in de plaats komen. Het plan werd gelukkig niet uitgevoerd omdat Ceaușescu ten val kwam. Momenteel valt het dorpje onder UNESCO Werelderfgoed en onder de OVR (Operations Village Roumain) en is er een stedenband met een Belgisch plaatsje. Er kwamen vooral Duitsers en Fransen het dorp bezoeken, vertelde onze gids. “Ook Nederlanders?” vroeg ik. “Ja, maar die komen altijd op de fiets” was het antwoord.
In het kerkje zag ik een groter metalen collectebusje voor de kerk en een kleiner metalen busje voor de armen staan. Een soort bijstandsuitkering avant la lettre. Bij het kerkje was ook een mini-museum. Er waren allemaal genummerde haken aan een balk, iedereen kon op zijn eigen haak stukken spek ophangen en als men dan de veiligheid van de ommuurde kerk moest opzoeken, dan had iedereen zijn eigen voedsel. We beklommen de toren via smalle, ongelijke en donkere trappen. Bij de afdaling had onze gids achter mij iets meer haast dan ik, ik ging niet zo snel, maar hij moest klokslag 12 uur de klok luiden!
Buiten zaten vrouwen te breien. Eentje liet ons haar breiwerkjes zien en ik kreeg al kriebel van de gedachte alleen al dat ik die wol op mijn huid zou moeten verdragen. Afijn, ik deed een donatie in ruil voor een foto. Haar breiwerkjes moest ze maar aan een ander slijten.
De reis terug
Nu moesten we kilometers gaan maken als we aan het begin van de avond nog thuis wilden komen. We schoten werkelijk niet op met die haarspeldbochten en mijn angst om langzaam verkeer in te halen. Auto’s achter mij haalden wel met de meeste doodsverachting in en bleken het toch ook te overleven. Tenzij je dagelijks naar het nieuws kijkt en ziet welke inhalers het niet hebben gered. We legden hooguit 50 kilometer per uur af. Maar op wat een uitzichten werden we getrakteerd! We zagen sneeuw liggen op het Bucegi-gebergte. Gelukkig had de wegbeheerder het bedacht om plekken aan te leggen om met de auto te kunnen stoppen om van het uitzicht te kunnen genieten. Op elke stopplek stond ook een kraampje met kazen, worsten, siroop, honing en palinka. Een vrouwtje kwam op ons af, omarmde me (ik was minstens een kop groter) en trok ons mee naar haar kraampje. Ik waardeerde haar verkooplust, nog net niet grenzend aan opdringerigheid, en kocht een flesje siroop en palinka. We moesten eerst proeven. Ze pakte een fles, schroefde het dopje er af, goot het dopje vol en liet ons uit het dopje drinken. De gedachte aan onze voorgangers verdrong ik maar even. Ook moesten we een stukje schapenkaas proeven, er werd een groezelig plakje afgesneden en ik vertrouwde maar op mijn goedwerkende immuunsysteem.
Hup, weer de auto in. Ik was het chauffeuren ondertussen spuugzat, maar de bergen verveelden me geen seconde. Och, als ik geld had dan kocht ik meteen een huisje in dit gebied.
De volgende dag vlogen we weer terug naar huis. Wat waren de tien dagen snel omgegaan! De man van de Magazin Mixt bracht ons naar de luchthaven, ruim twee uur heen en ook weer terug voor hem, het kostte hem zijn vrije zondag en zijn voetbalmiddag, maar elke dankbetuiging wuifde hij weg. “Wanneer komen jullie weer?” Ik weet het niet, ik hoop snel. Er is niet voor niets een Roemeens spreekwoord: “je komt als gast en vertrekt als vriend”.
Hup, weer de auto in. Ik was het chauffeuren ondertussen spuugzat, maar de bergen verveelden me geen seconde. Och, als ik geld had dan kocht ik meteen een huisje in dit gebied.
De volgende dag vlogen we weer terug naar huis. Wat waren de tien dagen snel omgegaan! De man van de Magazin Mixt bracht ons naar de luchthaven, ruim twee uur heen en ook weer terug voor hem, het kostte hem zijn vrije zondag en zijn voetbalmiddag, maar elke dankbetuiging wuifde hij weg. “Wanneer komen jullie weer?” Ik weet het niet, ik hoop snel. Er is niet voor niets een Roemeens spreekwoord: “je komt als gast en vertrekt als vriend”.