Mei 2010
In Boekarest
Op vakantie met Arjan. Wat eerst een irritante forumgebruiker leek, was in real life een goede vriend geworden, waarmee ik de liefde voor het land en de taal kon delen.
We kwamen laat aan op de luchthaven van Boekarest. Een goede Roemeense kennis wonende in Nederland had een vriend van hem gebeld die taxichauffeur is in Boekarest om ons op te halen. Hij was zelf ook taxichauffeur toen hij nog in Boekarest woonde, dus kontakten genoeg. Ik belde het nummer van Daniël dat ik had meegekregen en hij zou er aan komen hoor, we moesten maar even bij de grote klok gaan wachten. We zagen niet zo gauw een klok, aan de achterkant van een betonnen gevaarte hadden we geen uurwerk gezien, maar toen we de klok vonden, zagen we ook een taxi aankomen. Ik zwaaide enthousiast en terwijl Arjan het bagagekarretje wegzette, gooide ik samen met de chauffeur de koffers in de achterbak en plofte neer op de achterbank, al kletsend over de klok die ik niet als klok herkend had. Vervolgens vroeg de chauffeur ‘u had een taxi besteld?’ waarop ik meteen vroeg ‘Jij bent toch Daniël?’ Nee dus, en stikkend van de lach sprong ik er weer uit en moesten we de koffers uit de achterbak halen. Na even wachten kwam de echte Daniël er aan en bracht hij ons naar ons logeeradres. Daar aangekomen rond een uur ‘s nachts, toch nog een rit van een half uur, weigerde hij zeer resoluut de betaling, dat was een vriendendienst, en weg was hij.
We logeerden bij de zoon van goede vriend de straatkrantverkoper Mihai, Dragoș, die een tweekamerappartement had in de wijk Militari. Voor ons ieder was er een bedbank en geen plek meer voor Dragoș. Hij gaf ons de huissleutels en vertrok naar elders om te overnachten. Zo gewoon vinden Roemenen dat.
De volgende ochtend gingen we om de hoek boodschappen doen en streken we op een terrasje neer voor een kop koffie. Opeens kwam er iemand op me af die mijn naam riep! Ik stond helemaal perplex, het was iemand die ik vorig jaar juli had ontmoet bij mijn werkzaamheden voor het asiel Glina, ze werkte tegenover het terrasje en had me meteen herkend. Wat een toeval dat we elkaar tegenkwamen in een miljoenenstad als Boekarest! Er werd meteen koffie voor ons besteld en ze liet me in het winkeltje naast haar een kadootje uitzoeken, nee zeggen was geen optie.
We waren nog maar een paar uur in Boekarest, de een had een gratis taxi voor ons geregeld, de volgende leende zijn appartement uit en de derde overlaadde ons met koffie en een kadootje, hoe kon ik nog iets slechts over Roemenen zeggen!
In Boekarest
Op vakantie met Arjan. Wat eerst een irritante forumgebruiker leek, was in real life een goede vriend geworden, waarmee ik de liefde voor het land en de taal kon delen.
We kwamen laat aan op de luchthaven van Boekarest. Een goede Roemeense kennis wonende in Nederland had een vriend van hem gebeld die taxichauffeur is in Boekarest om ons op te halen. Hij was zelf ook taxichauffeur toen hij nog in Boekarest woonde, dus kontakten genoeg. Ik belde het nummer van Daniël dat ik had meegekregen en hij zou er aan komen hoor, we moesten maar even bij de grote klok gaan wachten. We zagen niet zo gauw een klok, aan de achterkant van een betonnen gevaarte hadden we geen uurwerk gezien, maar toen we de klok vonden, zagen we ook een taxi aankomen. Ik zwaaide enthousiast en terwijl Arjan het bagagekarretje wegzette, gooide ik samen met de chauffeur de koffers in de achterbak en plofte neer op de achterbank, al kletsend over de klok die ik niet als klok herkend had. Vervolgens vroeg de chauffeur ‘u had een taxi besteld?’ waarop ik meteen vroeg ‘Jij bent toch Daniël?’ Nee dus, en stikkend van de lach sprong ik er weer uit en moesten we de koffers uit de achterbak halen. Na even wachten kwam de echte Daniël er aan en bracht hij ons naar ons logeeradres. Daar aangekomen rond een uur ‘s nachts, toch nog een rit van een half uur, weigerde hij zeer resoluut de betaling, dat was een vriendendienst, en weg was hij.
We logeerden bij de zoon van goede vriend de straatkrantverkoper Mihai, Dragoș, die een tweekamerappartement had in de wijk Militari. Voor ons ieder was er een bedbank en geen plek meer voor Dragoș. Hij gaf ons de huissleutels en vertrok naar elders om te overnachten. Zo gewoon vinden Roemenen dat.
De volgende ochtend gingen we om de hoek boodschappen doen en streken we op een terrasje neer voor een kop koffie. Opeens kwam er iemand op me af die mijn naam riep! Ik stond helemaal perplex, het was iemand die ik vorig jaar juli had ontmoet bij mijn werkzaamheden voor het asiel Glina, ze werkte tegenover het terrasje en had me meteen herkend. Wat een toeval dat we elkaar tegenkwamen in een miljoenenstad als Boekarest! Er werd meteen koffie voor ons besteld en ze liet me in het winkeltje naast haar een kadootje uitzoeken, nee zeggen was geen optie.
We waren nog maar een paar uur in Boekarest, de een had een gratis taxi voor ons geregeld, de volgende leende zijn appartement uit en de derde overlaadde ons met koffie en een kadootje, hoe kon ik nog iets slechts over Roemenen zeggen!
Onderweg
We haalden onze huurauto op van de luchthaven. We moesten ons geen drukte maken over eventuele verkeersboetes, die stuurden ze toch niet door, zei de verhuurdame. En had degene die zou gaan besturen zijn rijbewijs op de tafel in Zutphen laten liggen, ach, wat een detail, dan noteerde ze gewoon de gegevens van het rijbewijs van de bijrijdster. Afijn, we togen onderweg naar Vaslui en al snel bleken we een prima combinatie te vormen van rijvaardigheden en kaartleesvaardigheden, die ons de hele 3400 kilometer door het Roemeense landschap zou bevallen. Wel werden we na de tweede pauze van de weg gehaald door de politie, slik, rijbewijs. Het bleek dat Arjan even was vergeten om ook overdag de lichten aan te doen. Dat werd een boete volgens de politieman en graag de autopapieren en uw rijbewijs. “Eh, het rijbewijs ligt nog thuis op tafel” zei Arjan. “En waar is thuis, in Boekarest?” vroeg de agent. Dat was nog niet eens zo’n gekke vraag, we reden met een auto waar een B van Boekarest op de kentekenplaat stond. “Nee, in Nederland” antwoordde Arjan. “Ja, dat worden dus twee boetes, want hoe moet ik dan controleren of u mag rijden”, mopperde hij. Ondertussen bekeek hij de autopapieren, het ID-bewijs dat Arjan wel kon overleggen, gaf de autopapieren terug en beende weg. We stonden een tijdje braaf te wachten op wat nog ging komen, boetes dachten we, en Arjan wilde uiteraard zijn ID-kaart weer terug. Tot hij opeens een helder moment kreeg en tussen de autopapieren keek die alweer in het dashboardkastje waren gedaan, en ja hoor, daar zat zijn ID-kaart tussen! De agent was blijkbaar niet van plan geweest om er echt werk van te maken. Als hij dat nou ook even tegen ons gezegd had...
De Roemeense wegen, wat zal ik er van zeggen, er zitten hele slechte stukken tussen, maar er wordt wel veel verbeterd, en uiteindelijk zullen de ‘natuurlijke drempels’ (lees: kuilen) plaats maken voor aangelegde drempels. Ik vond de snelwegen met anderhalve weg per richting vreselijk, en snap ook niet waarom ze er niet een óf twee wegen van maken. Als er een langzamer voertuig moet worden ingehaald, nog sterker, gewoon op de weg geparkeerd stond, dan moet je toch over de strook van de tegenligger.
Gelukkig namen we vooral mooie landelijke routes en vermeden we doorgaans de drukte. Er bleef echter nog genoeg over te verbazen, er waren vele momenten waarop we hoofdschuddend en sissend de inhaalmanoeuvres van de waaghalzen bekeken. En ik begrijp nog steeds niet waarom mensen vliegangst hebben, het is echt waar wat ze zeggen dat de route naar de luchthaven het meest risicovol is. Bijvoorbeeld dat ene moment aan het einde van onze vakantie, we waren bijna bij de luchthaven, toen we van een rondweg op een viaduct moesten komen, er moest verkeer vanaf drie kanten invoegen op de aansluiting met het viaduct. Arjan was bezig een vrachtwagen in te halen op dat stukje weg, toen er tot onze ontzetting opeens een tegenligger aankwam. Wat een idiote verkeerssituatie dat er daar tegenliggers waren, volkomen onlogisch! We hebben het overleefd, vast en zeker dankzij het feit dat we de auto eerder op onze vakantie hadden gedoopt, maar dat is een ander verhaal.
Gevangenisbezoek
Het behoeft enige introductie waarom ik op gevangenisbezoek ging tijdens mijn vakantie.
Het begon eind 2004. Op een Roemeens internetforum vroeg een Nederlandse gevangene die in Roemenië vast zat om post. Hij deelde de cel met een Roemeense man en die dacht ‘dat wil ik ook wel, post uit Nederland’. Toen de kerst er aan kwam, dacht ik ‘ach, als ik de Nederlander een kerstkaartje stuur, kan ik dat ook doen naar die Roemeen’. Hij was blij verrast en zo begon mijn correspondentie (in het Engels trouwens) met Cătălin. Ik was net zo blij als hij met een brief uit het buitenland, het fascineerde me dat hij me een kleine blik in zijn leven gunde. Sinds 11 september 2000 zat hij in de gevangenis. Hij had in eerste instantie 12 jaar gekregen. In hoger beroep kreeg hij 15 jaar en uiteindelijk was de uitspraak van de Roemeense Hoge Raad 17 jaar. Het betrof een zaak die veel media-aandacht heeft gekregen in Roemenië omdat er een vakbondsman was vermoord. Ik kon hun namen gewoon google-en en dus extra informatie over de zaak vergaren. Het ging in korte lijnen over de fabriek Tepro. Er was een nieuwe directeur aangesteld, een Tsjech, en de arbeiders waren het niet eens met het nieuwe beleid. Er stond een vakbondsleider op om de arbeiders te verenigen. Cătălin, die op dat moment een beveiligingsbedrijf had, werd door de directeur gevraagd om de vakbondsleider wat schrik aan te jagen. Stom genoeg nam hij dat klusje aan, stuurde een paar personeelsleden er op af, en toen is het helemaal uit de hand gelopen.
Ik vond het zelf minder belangrijk om te weten welk aandeel hij er in had gehad, hij zegt zelf schuldig te zijn omdat zijn bedrijf erbij betrokken was, maar het was beslist niet de bedoeling dat er iemand om het leven zou komen. Nog sterker, hij is er niet eens bijgeweest! Veel boeiender vond ik hoe hij was als persoon en hoe iemand zich ontwikkelde onder de extreme omstandigheid van het Roemeense gevangenisstelsel. Hij meldde me dat hij van oosterse vechtkunst houdt, en graag praat over sport, filosofie, religie en de vooruitgang van het leven. Hoewel ik dat laatste nooit helemaal heb kunnen bevatten! Zijn vooruitgang leek in ieder geval even op te houden, maar hoe zeer hij ook leed onder de situatie, hield hij zich mentaal weerbaar. Hij schreef me een keer: “Geloof je in het lot? Ik denk dat we het lot een beetje kunnen beïnvloeden. Gedachten worden woorden, woorden worden feiten, feiten worden gewoonten, gewoonten worden karakter, en karakter wordt je lot.” En zo nam hij het lot in eigen hand en begon aan de studies Marketing & Economie, Duits en Neurolinguïstisch Programmeren. Ook werd hij opgemerkt door een gevangenispsychologe die hem vroeg Engels te gaan leren aan medegevangenen.
Ondertussen deelde hij ook de omstandigheden in de gevangenis met me. Vanuit de allerberoerdste gevangenis, Jilava genaamd, schreef hij over de kamer van 3 x 6 meter waar 9 bedden in stonden en 10 tot 17 mensen moesten verblijven. In de tijd van Ceaușescu deden ze er nog experimenten op (politieke) gevangenen, zo schreef hij. Het ergste was volgens Cătălin het gebrek aan schoon drinkwater, het water kwam ongefilterd uit een nabijgelegen meertje, en de wormen kwamen gewoon met het water mee door de waterleiding. Gelukkig kon hij na drie maanden een overplaatsing krijgen naar de gevangenis van Vaslui en zat hij dichterbij zijn ouders, die hem sindsdien wekelijks bezochten. Naast Jilava zou ook de gevangenis van Vaslui naar zijn mening in opdracht van de EU met de grond gelijk gemaakt moeten worden. Ook in Vaslui moest de ruimte van 3x6 meter met 10 mensen gedeeld worden, inclusief een toilet die je eerder in een Afrikaans land zou verwachten. Jezelf wassen moest plaatvinden zonder enige vorm van privacy. Met koud water, want er mocht slechts eenmaal per week een warme douche genomen worden. Hij had moeite met het gebrek aan afleiding,er waren geen sportfaciliteiten, en geen fatsoenlijke tv-zenders. Het allerergste vond hij dat er maar één raampje was waar nauwelijks lucht doorheen kon. Laat staan frísse lucht, want de gevangenis lag naast een kippenboerderij en de onvoorstelbare stank van uitwerpselen was niet te harden. En het wemelde er van de vliegen, zo in de zomer zaten er volgens hem zonder overdrijven minstens 500 vliegen in de kamer. Dankzij zijn ouders kon hij fatsoenlijk eten, anders had hij het smerige gevangenisvoer, zeg maar varkensvoer, naar binnen moeten werken. Na verloop van tijd werd hij naar een grotere kamer verplaatst. Er stonden 41 bedden voor 65 gevangenen. Twee gypsies maakten er de dienst uit, dwongen andere gevangenen na hun bezoek gekregen spullen af te staan en waren agressief en scholden de hele tijd. Uiteindelijk werden ze overgeplaatst en werd Cătălin tot leider aangesteld. Sinds die tijd was de kamer schoon, bleef men van elkaars spullen af en werd er niemand meer in elkaar geslagen. Ook werden de dagen van Cătălin voller en ging dus de tijd sneller voorbij. De Club van Gedetineerden werkte samen met de Sociale Re-integratie Service en hij ontwikkelde onder andere een soort van meditatiegymnastiek voor de gevangenen. Voor deze activiteiten ontving hij strafaftrek.
Vaak schreef Cătălin over de EU, hij volgde elke stap met betrekking tot de toetreding, en vroeg me vaak hoe ik er over dacht (“What is the pulse of Europe?”, daar kon ik geen eenvoudig antwoord op geven). En later was hij nou niet bepaald trots om Roemeen te zijn toen de verhalen kwamen van de stelende Roemenen die over Europa uit waren gezwermd.
Zo kwam het dus, na vijf en een half jaar, dat ik hem wilde bezoeken, ik vroeg hem of hij dat ook wilde, of hij dan toestemming kon regelen en of hij misschien een slaapplaats voor ons had. Toestemming was al snel rond, maar de slaapplaats was een verhaal apart. Ik was namelijk nog in de veronderstelling dat zijn ouders hem nog wekelijks bezochten, en ik aangezien ik het leuker vind om onder de mensen te zijn dan een hotelletje te nemen, had ik hem gevraagd of we daar konden logeren. Slechts vier uur voor vertrek viel de post in de bus en kwam hij met het pijnlijke verhaal dat hij niet meer bezocht werd, zijn moeder was naar Duitsland vertrokken om zich bij haar dochter en kleindochter te voegen en zijn vader en broer hadden zich van hem afgekeerd uit schaamte. Maar hij had een slaapplaats geregeld bij een kennis. We moesten hem maar bellen als we in Vaslui waren.
Een uur of wat voor onze aankomst belde ik die kennis om hem alvast op de hoogte te stellen. Later vertelde hij dat hij ons nog niet had verwacht en dat hij daarom alles wat opgeruimd moest worden snel op het balkon had gekieperd, dus dat we daar maar niet moesten kijken. Hij overhandigde ons de sleutel van het appartementje met de woorden, daar is de tv en computer met internet, de koelkast is gevuld, en ik bel nog, want ik moet nu naar mijn werk.
Alweer stond iemand zijn huis aan ons, totaal onbekenden af, terwijl hij en zijn vrouw en kind bij zijn moeder gingen slapen. “Wat voor werk” vroeg ik nieuwsgierig. En hij vertelde dat hij in de gevangenis werkt en dat Cătălin hem had gevraagd of hij ons kon huisvesten. Het duizelde me helemaal, ik stond nu met een bewaarder van Cătălin te praten, wat een bizar idee dat we juist hier mochten logeren. “Morgen werk ik ook, rij dan maar achter me aan, maar daar ter plekke ken je me niet en moet je mijn naam niet noemen, hoor!” zei hij. Nee, nee, natuurlijk niet.
Zo reden we dus achter hem aan naar de gevangenis van Vaslui toe, parkeerden de auto op verzoek een eindje verderop en bekeken het oude complex. Het zag er niet groot of dreigend uit, het hek met prikkeldraad leek me een lachertje, en van het schuifhek met hangslot en vooral van de fontein met dolfijnenbeelden moesten we nog harder lachen. Helaas, foto’s maken verboden! We moesten een half uur wachten, maar werden zeker niet onvriendelijk behandeld en de controle vonden we ook niet erg streng, er werd wel gevraagd of we drugs of wapens bij ons hadden, maar de metaaldetector had een gevangenisbewaarster zeker voor de sier bij zich.
We liepen over het plaatsje met de dolfijnenbeelden en trokken veel bekijks van een stelletje ongeregeld, die wat plagerig werden gemaand door te lopen met een duw in de rug. We werden uiteindelijk in een ruimte gelaten met een brede tafel en aan de andere kant stond hij dan, Cătălin. Het contrast met het troepje mannen van daarnet was zeer groot, hij straalde zoveel rust en vriendelijkheid uit! We mochten elkaar de hand schudden, voor de rest werd de afstand door de brede tafel en de lage krukjes bepaald. We kregen een uur de tijd om met z’n drieën te praten. Keer op keer benadrukte hij hoe belangrijk ons bezoek aan hem was, het was een balsem voor de ziel. Nadat we gesommeerd werden om te vertrekken konden we nog onze meegebrachte kado’s en etenswaren afgeven bij een loketje. Sommige zaken werden afgekeurd, die moesten de gevangenen in een winkeltje kopen, maar het was ons op dat moment nog een raadsel waarom de cola wel mocht nadat de dop er was afgedraaid en er aan was gesnuffeld, en bijvoorbeeld de koffie niet. De koffie konden we echter de volgende dag via onze gastvrije gevangenisbewaarder alsnog laten bezorgen. Ik zou dan denken dat dat argwaan op zou roepen, maar nee, blijkbaar denken ze zo niet. Na afloop kon ik alleen maar ‘wow, wow’ uitbrengen en kon niet eens de ‘wow’ zomaar onder woorden brengen, het was zo geweldig om hem ontmoet te hebben!
Later die avond benadrukte ook onze gastheer dat de straf die hij had gekregen totaal absurd was, in zijn ogen was dat zo omdat het om een prestigieuze strafzaak ging, de rechtbank zeer partijdig was geweest en dat Cătălin zijn bedrijf als grootste in de regio wellicht te succesvol was geweest. Hoe dan ook, hij moet het nog even twee jaar volhouden, en daarna zal hij naar Duitsland gaan. In Roemenië, waar hij met naam en toenaam in de media is genoemd, krijgt hij natuurlijk geen poot meer aan de grond.
We nodigden onze gastheer en zijn vrouw uit voor een etentje in een restaurant, maar er kwam een tegenvoorstel, waarom kwamen we niet bij zijn moeder barbecueën, dat vonden ze veel leuker dan uit eten gaan. En wij eigenlijk ook! We hadden er een topavond, wat een gastvrijheid en een gezelligheid, en wat een eten wordt er dan voor je neergezet, alsof er een weeshuis moest worden gevoed. Wij namen ook veel mee aan drank en bloemen en diverse kadootjes uit Nederland, maar je kunt er toch nooit aan tippen.
Hun dochtertje was een schattig meisje van vier, dat hele gedichten kon reciteren. En ondertussen bleef het vlees en de drank maar komen. We kregen nog een fles pruimenbrandewijn en een fles kersenlikeur om mee te nemen ook. En daarna kwam oma met een tafelkleedje en een metaalgeverfd plastic kruisje aanzetten, terwijl onze gastheer een taxi voor ons regelde en er op stond die te betalen. Anders werden we toch maar afgezet. En hij vroeg hoe laat we de volgende dag wilden vertrekken in verband met de sleutel van het appartement. Ik noemde een tijd en hij zei “dat is prima, kom ik gewoon een uur later op het werk”. Protesteren dat het dan ook een uur eerder kon was zinloos. Op het afgesproken tijdstip kwam hij aan met kadootjes voor ons. Een sneeuwbol van Vaslui met de afbeelding van Stefan Cel Mare er in en een t-shirt van de plaatselijke voetbalclub, omdat Arjan zich had laten ontvallen zich daarvoor te interesseren. Wat waren wij in de watten gelegd door iemand die ons niet eens kende!
We haalden onze huurauto op van de luchthaven. We moesten ons geen drukte maken over eventuele verkeersboetes, die stuurden ze toch niet door, zei de verhuurdame. En had degene die zou gaan besturen zijn rijbewijs op de tafel in Zutphen laten liggen, ach, wat een detail, dan noteerde ze gewoon de gegevens van het rijbewijs van de bijrijdster. Afijn, we togen onderweg naar Vaslui en al snel bleken we een prima combinatie te vormen van rijvaardigheden en kaartleesvaardigheden, die ons de hele 3400 kilometer door het Roemeense landschap zou bevallen. Wel werden we na de tweede pauze van de weg gehaald door de politie, slik, rijbewijs. Het bleek dat Arjan even was vergeten om ook overdag de lichten aan te doen. Dat werd een boete volgens de politieman en graag de autopapieren en uw rijbewijs. “Eh, het rijbewijs ligt nog thuis op tafel” zei Arjan. “En waar is thuis, in Boekarest?” vroeg de agent. Dat was nog niet eens zo’n gekke vraag, we reden met een auto waar een B van Boekarest op de kentekenplaat stond. “Nee, in Nederland” antwoordde Arjan. “Ja, dat worden dus twee boetes, want hoe moet ik dan controleren of u mag rijden”, mopperde hij. Ondertussen bekeek hij de autopapieren, het ID-bewijs dat Arjan wel kon overleggen, gaf de autopapieren terug en beende weg. We stonden een tijdje braaf te wachten op wat nog ging komen, boetes dachten we, en Arjan wilde uiteraard zijn ID-kaart weer terug. Tot hij opeens een helder moment kreeg en tussen de autopapieren keek die alweer in het dashboardkastje waren gedaan, en ja hoor, daar zat zijn ID-kaart tussen! De agent was blijkbaar niet van plan geweest om er echt werk van te maken. Als hij dat nou ook even tegen ons gezegd had...
De Roemeense wegen, wat zal ik er van zeggen, er zitten hele slechte stukken tussen, maar er wordt wel veel verbeterd, en uiteindelijk zullen de ‘natuurlijke drempels’ (lees: kuilen) plaats maken voor aangelegde drempels. Ik vond de snelwegen met anderhalve weg per richting vreselijk, en snap ook niet waarom ze er niet een óf twee wegen van maken. Als er een langzamer voertuig moet worden ingehaald, nog sterker, gewoon op de weg geparkeerd stond, dan moet je toch over de strook van de tegenligger.
Gelukkig namen we vooral mooie landelijke routes en vermeden we doorgaans de drukte. Er bleef echter nog genoeg over te verbazen, er waren vele momenten waarop we hoofdschuddend en sissend de inhaalmanoeuvres van de waaghalzen bekeken. En ik begrijp nog steeds niet waarom mensen vliegangst hebben, het is echt waar wat ze zeggen dat de route naar de luchthaven het meest risicovol is. Bijvoorbeeld dat ene moment aan het einde van onze vakantie, we waren bijna bij de luchthaven, toen we van een rondweg op een viaduct moesten komen, er moest verkeer vanaf drie kanten invoegen op de aansluiting met het viaduct. Arjan was bezig een vrachtwagen in te halen op dat stukje weg, toen er tot onze ontzetting opeens een tegenligger aankwam. Wat een idiote verkeerssituatie dat er daar tegenliggers waren, volkomen onlogisch! We hebben het overleefd, vast en zeker dankzij het feit dat we de auto eerder op onze vakantie hadden gedoopt, maar dat is een ander verhaal.
Gevangenisbezoek
Het behoeft enige introductie waarom ik op gevangenisbezoek ging tijdens mijn vakantie.
Het begon eind 2004. Op een Roemeens internetforum vroeg een Nederlandse gevangene die in Roemenië vast zat om post. Hij deelde de cel met een Roemeense man en die dacht ‘dat wil ik ook wel, post uit Nederland’. Toen de kerst er aan kwam, dacht ik ‘ach, als ik de Nederlander een kerstkaartje stuur, kan ik dat ook doen naar die Roemeen’. Hij was blij verrast en zo begon mijn correspondentie (in het Engels trouwens) met Cătălin. Ik was net zo blij als hij met een brief uit het buitenland, het fascineerde me dat hij me een kleine blik in zijn leven gunde. Sinds 11 september 2000 zat hij in de gevangenis. Hij had in eerste instantie 12 jaar gekregen. In hoger beroep kreeg hij 15 jaar en uiteindelijk was de uitspraak van de Roemeense Hoge Raad 17 jaar. Het betrof een zaak die veel media-aandacht heeft gekregen in Roemenië omdat er een vakbondsman was vermoord. Ik kon hun namen gewoon google-en en dus extra informatie over de zaak vergaren. Het ging in korte lijnen over de fabriek Tepro. Er was een nieuwe directeur aangesteld, een Tsjech, en de arbeiders waren het niet eens met het nieuwe beleid. Er stond een vakbondsleider op om de arbeiders te verenigen. Cătălin, die op dat moment een beveiligingsbedrijf had, werd door de directeur gevraagd om de vakbondsleider wat schrik aan te jagen. Stom genoeg nam hij dat klusje aan, stuurde een paar personeelsleden er op af, en toen is het helemaal uit de hand gelopen.
Ik vond het zelf minder belangrijk om te weten welk aandeel hij er in had gehad, hij zegt zelf schuldig te zijn omdat zijn bedrijf erbij betrokken was, maar het was beslist niet de bedoeling dat er iemand om het leven zou komen. Nog sterker, hij is er niet eens bijgeweest! Veel boeiender vond ik hoe hij was als persoon en hoe iemand zich ontwikkelde onder de extreme omstandigheid van het Roemeense gevangenisstelsel. Hij meldde me dat hij van oosterse vechtkunst houdt, en graag praat over sport, filosofie, religie en de vooruitgang van het leven. Hoewel ik dat laatste nooit helemaal heb kunnen bevatten! Zijn vooruitgang leek in ieder geval even op te houden, maar hoe zeer hij ook leed onder de situatie, hield hij zich mentaal weerbaar. Hij schreef me een keer: “Geloof je in het lot? Ik denk dat we het lot een beetje kunnen beïnvloeden. Gedachten worden woorden, woorden worden feiten, feiten worden gewoonten, gewoonten worden karakter, en karakter wordt je lot.” En zo nam hij het lot in eigen hand en begon aan de studies Marketing & Economie, Duits en Neurolinguïstisch Programmeren. Ook werd hij opgemerkt door een gevangenispsychologe die hem vroeg Engels te gaan leren aan medegevangenen.
Ondertussen deelde hij ook de omstandigheden in de gevangenis met me. Vanuit de allerberoerdste gevangenis, Jilava genaamd, schreef hij over de kamer van 3 x 6 meter waar 9 bedden in stonden en 10 tot 17 mensen moesten verblijven. In de tijd van Ceaușescu deden ze er nog experimenten op (politieke) gevangenen, zo schreef hij. Het ergste was volgens Cătălin het gebrek aan schoon drinkwater, het water kwam ongefilterd uit een nabijgelegen meertje, en de wormen kwamen gewoon met het water mee door de waterleiding. Gelukkig kon hij na drie maanden een overplaatsing krijgen naar de gevangenis van Vaslui en zat hij dichterbij zijn ouders, die hem sindsdien wekelijks bezochten. Naast Jilava zou ook de gevangenis van Vaslui naar zijn mening in opdracht van de EU met de grond gelijk gemaakt moeten worden. Ook in Vaslui moest de ruimte van 3x6 meter met 10 mensen gedeeld worden, inclusief een toilet die je eerder in een Afrikaans land zou verwachten. Jezelf wassen moest plaatvinden zonder enige vorm van privacy. Met koud water, want er mocht slechts eenmaal per week een warme douche genomen worden. Hij had moeite met het gebrek aan afleiding,er waren geen sportfaciliteiten, en geen fatsoenlijke tv-zenders. Het allerergste vond hij dat er maar één raampje was waar nauwelijks lucht doorheen kon. Laat staan frísse lucht, want de gevangenis lag naast een kippenboerderij en de onvoorstelbare stank van uitwerpselen was niet te harden. En het wemelde er van de vliegen, zo in de zomer zaten er volgens hem zonder overdrijven minstens 500 vliegen in de kamer. Dankzij zijn ouders kon hij fatsoenlijk eten, anders had hij het smerige gevangenisvoer, zeg maar varkensvoer, naar binnen moeten werken. Na verloop van tijd werd hij naar een grotere kamer verplaatst. Er stonden 41 bedden voor 65 gevangenen. Twee gypsies maakten er de dienst uit, dwongen andere gevangenen na hun bezoek gekregen spullen af te staan en waren agressief en scholden de hele tijd. Uiteindelijk werden ze overgeplaatst en werd Cătălin tot leider aangesteld. Sinds die tijd was de kamer schoon, bleef men van elkaars spullen af en werd er niemand meer in elkaar geslagen. Ook werden de dagen van Cătălin voller en ging dus de tijd sneller voorbij. De Club van Gedetineerden werkte samen met de Sociale Re-integratie Service en hij ontwikkelde onder andere een soort van meditatiegymnastiek voor de gevangenen. Voor deze activiteiten ontving hij strafaftrek.
Vaak schreef Cătălin over de EU, hij volgde elke stap met betrekking tot de toetreding, en vroeg me vaak hoe ik er over dacht (“What is the pulse of Europe?”, daar kon ik geen eenvoudig antwoord op geven). En later was hij nou niet bepaald trots om Roemeen te zijn toen de verhalen kwamen van de stelende Roemenen die over Europa uit waren gezwermd.
Zo kwam het dus, na vijf en een half jaar, dat ik hem wilde bezoeken, ik vroeg hem of hij dat ook wilde, of hij dan toestemming kon regelen en of hij misschien een slaapplaats voor ons had. Toestemming was al snel rond, maar de slaapplaats was een verhaal apart. Ik was namelijk nog in de veronderstelling dat zijn ouders hem nog wekelijks bezochten, en ik aangezien ik het leuker vind om onder de mensen te zijn dan een hotelletje te nemen, had ik hem gevraagd of we daar konden logeren. Slechts vier uur voor vertrek viel de post in de bus en kwam hij met het pijnlijke verhaal dat hij niet meer bezocht werd, zijn moeder was naar Duitsland vertrokken om zich bij haar dochter en kleindochter te voegen en zijn vader en broer hadden zich van hem afgekeerd uit schaamte. Maar hij had een slaapplaats geregeld bij een kennis. We moesten hem maar bellen als we in Vaslui waren.
Een uur of wat voor onze aankomst belde ik die kennis om hem alvast op de hoogte te stellen. Later vertelde hij dat hij ons nog niet had verwacht en dat hij daarom alles wat opgeruimd moest worden snel op het balkon had gekieperd, dus dat we daar maar niet moesten kijken. Hij overhandigde ons de sleutel van het appartementje met de woorden, daar is de tv en computer met internet, de koelkast is gevuld, en ik bel nog, want ik moet nu naar mijn werk.
Alweer stond iemand zijn huis aan ons, totaal onbekenden af, terwijl hij en zijn vrouw en kind bij zijn moeder gingen slapen. “Wat voor werk” vroeg ik nieuwsgierig. En hij vertelde dat hij in de gevangenis werkt en dat Cătălin hem had gevraagd of hij ons kon huisvesten. Het duizelde me helemaal, ik stond nu met een bewaarder van Cătălin te praten, wat een bizar idee dat we juist hier mochten logeren. “Morgen werk ik ook, rij dan maar achter me aan, maar daar ter plekke ken je me niet en moet je mijn naam niet noemen, hoor!” zei hij. Nee, nee, natuurlijk niet.
Zo reden we dus achter hem aan naar de gevangenis van Vaslui toe, parkeerden de auto op verzoek een eindje verderop en bekeken het oude complex. Het zag er niet groot of dreigend uit, het hek met prikkeldraad leek me een lachertje, en van het schuifhek met hangslot en vooral van de fontein met dolfijnenbeelden moesten we nog harder lachen. Helaas, foto’s maken verboden! We moesten een half uur wachten, maar werden zeker niet onvriendelijk behandeld en de controle vonden we ook niet erg streng, er werd wel gevraagd of we drugs of wapens bij ons hadden, maar de metaaldetector had een gevangenisbewaarster zeker voor de sier bij zich.
We liepen over het plaatsje met de dolfijnenbeelden en trokken veel bekijks van een stelletje ongeregeld, die wat plagerig werden gemaand door te lopen met een duw in de rug. We werden uiteindelijk in een ruimte gelaten met een brede tafel en aan de andere kant stond hij dan, Cătălin. Het contrast met het troepje mannen van daarnet was zeer groot, hij straalde zoveel rust en vriendelijkheid uit! We mochten elkaar de hand schudden, voor de rest werd de afstand door de brede tafel en de lage krukjes bepaald. We kregen een uur de tijd om met z’n drieën te praten. Keer op keer benadrukte hij hoe belangrijk ons bezoek aan hem was, het was een balsem voor de ziel. Nadat we gesommeerd werden om te vertrekken konden we nog onze meegebrachte kado’s en etenswaren afgeven bij een loketje. Sommige zaken werden afgekeurd, die moesten de gevangenen in een winkeltje kopen, maar het was ons op dat moment nog een raadsel waarom de cola wel mocht nadat de dop er was afgedraaid en er aan was gesnuffeld, en bijvoorbeeld de koffie niet. De koffie konden we echter de volgende dag via onze gastvrije gevangenisbewaarder alsnog laten bezorgen. Ik zou dan denken dat dat argwaan op zou roepen, maar nee, blijkbaar denken ze zo niet. Na afloop kon ik alleen maar ‘wow, wow’ uitbrengen en kon niet eens de ‘wow’ zomaar onder woorden brengen, het was zo geweldig om hem ontmoet te hebben!
Later die avond benadrukte ook onze gastheer dat de straf die hij had gekregen totaal absurd was, in zijn ogen was dat zo omdat het om een prestigieuze strafzaak ging, de rechtbank zeer partijdig was geweest en dat Cătălin zijn bedrijf als grootste in de regio wellicht te succesvol was geweest. Hoe dan ook, hij moet het nog even twee jaar volhouden, en daarna zal hij naar Duitsland gaan. In Roemenië, waar hij met naam en toenaam in de media is genoemd, krijgt hij natuurlijk geen poot meer aan de grond.
We nodigden onze gastheer en zijn vrouw uit voor een etentje in een restaurant, maar er kwam een tegenvoorstel, waarom kwamen we niet bij zijn moeder barbecueën, dat vonden ze veel leuker dan uit eten gaan. En wij eigenlijk ook! We hadden er een topavond, wat een gastvrijheid en een gezelligheid, en wat een eten wordt er dan voor je neergezet, alsof er een weeshuis moest worden gevoed. Wij namen ook veel mee aan drank en bloemen en diverse kadootjes uit Nederland, maar je kunt er toch nooit aan tippen.
Hun dochtertje was een schattig meisje van vier, dat hele gedichten kon reciteren. En ondertussen bleef het vlees en de drank maar komen. We kregen nog een fles pruimenbrandewijn en een fles kersenlikeur om mee te nemen ook. En daarna kwam oma met een tafelkleedje en een metaalgeverfd plastic kruisje aanzetten, terwijl onze gastheer een taxi voor ons regelde en er op stond die te betalen. Anders werden we toch maar afgezet. En hij vroeg hoe laat we de volgende dag wilden vertrekken in verband met de sleutel van het appartement. Ik noemde een tijd en hij zei “dat is prima, kom ik gewoon een uur later op het werk”. Protesteren dat het dan ook een uur eerder kon was zinloos. Op het afgesproken tijdstip kwam hij aan met kadootjes voor ons. Een sneeuwbol van Vaslui met de afbeelding van Stefan Cel Mare er in en een t-shirt van de plaatselijke voetbalclub, omdat Arjan zich had laten ontvallen zich daarvoor te interesseren. Wat waren wij in de watten gelegd door iemand die ons niet eens kende!
Zigeuners
Ik vind bedelen een fascinerend fenomeen. Wil er graag een boek over schrijven, een soort "Bedelen voor Dummies", en dan uitzoeken welke methode het beste is.
In Roemenië had ik toch graag enkele zakelijke marketingaspecten van het bedelen met de plaatselijke zigeunerin van Iasi doorgenomen. Ik weet niet wat het is, ik sta open voor een praatje, geef ook wat (want dat is niet tegen mijn principe, ik neem wat van hun tijd in beslag door een praatje of een foto), maar het loopt in tegenstelling met autochtone Amsterdamse bedelaars nooit leuk af. Ik gaf 10 lei na een praatje en een foto en wilde doorlopen. En toen begon het gezeur op een andere toon. Het was niet genoeg, ik moest weten dat ze nog vier kinderen had, ze begon me hinderlijk te volgen, tot ik uiteindelijk op ferme wijze er wat van moest zeggen. Nooit ga je eens aardig uit elkaar, ook in Nederland heb ik die ervaringen met de Roemeense zigeuners, het is nooit genoeg en ze gaan steeds harder klagen en worden steeds dwingender. Uiteindelijk wil ik daarna niemand meer spreken en al helemaal niets geven. Let wel, het gaat me niet om dankbaarheid! Het gaat om, ik zal het maar schertsend in Dummies-taal zeggen, het klantkontakt dat naar beide kanten toe onprettig verloopt.
Nee, dan die Amsterdamse bedelaars. Toen ik nog in het centrum van Amsterdam werkte had ik er dagelijks mee te maken. Ik vond het praatje het leukste, even horen welke verhalen er op de mouw werden gespeld, en had altijd wat kleingeld op zak voor de eerste bedelaar van de dag. Daarna zei ik dat ik mijn goede daad al had verricht en mijn budget op was.
Ik had een erg leuk kontakt met een bedelaar op het Rembrandtsplein als ik daar uit ging. Hij had een lieve bordercollie die zijn eigen brokjes bij elkaar bedelde door bierviltjes te apporteren. Een keer riep ie, kom eens mee, en nam me enkele straten verder mee, want hij had wilde bosaardbeitjes gevonden in een klein tuintje. Ik vond het zo geweldig, midden in de nacht tussen de van drank en drugs vergeven jongeren stonden wij daar de aardbeitjes te bewonderen.
Goed, dus daarna werden alle bedelaars genegeerd na dit gezeur. En voor de moeder met kinderen die voor een protserig zigeunerpaleis me aanspraken konden ook al niet op mijn sympathie rekenen. Ik wist wel niet of het hún paleis was, maar de opzichtige opschepperij die het bouwwerk uitstraalt is werkelijk stuitend. Dit is door bedelarij, musiceren en diefstal (doorgaans in het buitenland) bijeengebracht, nooit door een gewone baan en belastingen worden er al helemaal niet betaald.
Arjan had nog kontakten met een zigeunerdorpje, hij had er ooit twee maanden verbleven wegens een vertaalklus en we bezochten ze op de bonnefooi op. De verrassing was enorm en we werden zeer hartelijk welkom geheten. Meteen kregen we én een kopje koffie én een glaasje frisdrank én een sterk drankje in één keer op tafel en kwamen er ook zelfgemaakte gebakjes bij.
Er kwam een meisje bij ons zitten met een kindje van een jaar. Ze was nu vijftien, ze was zwanger van het kind geraakt op dertienjarige leeftijd. Het is me wel vaker opgevallen dat er niet liefdevol met de kinderen wordt omgegaan, deze baby werd ook nogal ongeïnteresseerd aan een armpje omhoog getrokken. Mijn gedachten gingen even terug naar het ventje in de peuterleeftijd die opeens viel en die huilend steun zocht bij zijn jonge zigeunermoeder en toen een pets op zijn blote bolletje kreeg.
Ik vind bedelen een fascinerend fenomeen. Wil er graag een boek over schrijven, een soort "Bedelen voor Dummies", en dan uitzoeken welke methode het beste is.
In Roemenië had ik toch graag enkele zakelijke marketingaspecten van het bedelen met de plaatselijke zigeunerin van Iasi doorgenomen. Ik weet niet wat het is, ik sta open voor een praatje, geef ook wat (want dat is niet tegen mijn principe, ik neem wat van hun tijd in beslag door een praatje of een foto), maar het loopt in tegenstelling met autochtone Amsterdamse bedelaars nooit leuk af. Ik gaf 10 lei na een praatje en een foto en wilde doorlopen. En toen begon het gezeur op een andere toon. Het was niet genoeg, ik moest weten dat ze nog vier kinderen had, ze begon me hinderlijk te volgen, tot ik uiteindelijk op ferme wijze er wat van moest zeggen. Nooit ga je eens aardig uit elkaar, ook in Nederland heb ik die ervaringen met de Roemeense zigeuners, het is nooit genoeg en ze gaan steeds harder klagen en worden steeds dwingender. Uiteindelijk wil ik daarna niemand meer spreken en al helemaal niets geven. Let wel, het gaat me niet om dankbaarheid! Het gaat om, ik zal het maar schertsend in Dummies-taal zeggen, het klantkontakt dat naar beide kanten toe onprettig verloopt.
Nee, dan die Amsterdamse bedelaars. Toen ik nog in het centrum van Amsterdam werkte had ik er dagelijks mee te maken. Ik vond het praatje het leukste, even horen welke verhalen er op de mouw werden gespeld, en had altijd wat kleingeld op zak voor de eerste bedelaar van de dag. Daarna zei ik dat ik mijn goede daad al had verricht en mijn budget op was.
Ik had een erg leuk kontakt met een bedelaar op het Rembrandtsplein als ik daar uit ging. Hij had een lieve bordercollie die zijn eigen brokjes bij elkaar bedelde door bierviltjes te apporteren. Een keer riep ie, kom eens mee, en nam me enkele straten verder mee, want hij had wilde bosaardbeitjes gevonden in een klein tuintje. Ik vond het zo geweldig, midden in de nacht tussen de van drank en drugs vergeven jongeren stonden wij daar de aardbeitjes te bewonderen.
Goed, dus daarna werden alle bedelaars genegeerd na dit gezeur. En voor de moeder met kinderen die voor een protserig zigeunerpaleis me aanspraken konden ook al niet op mijn sympathie rekenen. Ik wist wel niet of het hún paleis was, maar de opzichtige opschepperij die het bouwwerk uitstraalt is werkelijk stuitend. Dit is door bedelarij, musiceren en diefstal (doorgaans in het buitenland) bijeengebracht, nooit door een gewone baan en belastingen worden er al helemaal niet betaald.
Arjan had nog kontakten met een zigeunerdorpje, hij had er ooit twee maanden verbleven wegens een vertaalklus en we bezochten ze op de bonnefooi op. De verrassing was enorm en we werden zeer hartelijk welkom geheten. Meteen kregen we én een kopje koffie én een glaasje frisdrank én een sterk drankje in één keer op tafel en kwamen er ook zelfgemaakte gebakjes bij.
Er kwam een meisje bij ons zitten met een kindje van een jaar. Ze was nu vijftien, ze was zwanger van het kind geraakt op dertienjarige leeftijd. Het is me wel vaker opgevallen dat er niet liefdevol met de kinderen wordt omgegaan, deze baby werd ook nogal ongeïnteresseerd aan een armpje omhoog getrokken. Mijn gedachten gingen even terug naar het ventje in de peuterleeftijd die opeens viel en die huilend steun zocht bij zijn jonge zigeunermoeder en toen een pets op zijn blote bolletje kreeg.
En er kwam wat moeizaam een andere knul aanlopen. Arjan vertelde me dat het al heel wat was dát hij kon lopen. Als kind hadden zijn ouders zijn benen gebroken, die ze helemaal scheef lieten vergroeien, zodat hij beter kon bedelen. Ouders waren ondertussen met de noorderzon vertrokken en een stel Nederlandse hulpverleners hadden de kosten van been operaties op zich genomen.
Er volgde nog een horrorverhaal van een zigeunerin die haar baby onder de auto had gegooid toen er een stel Nederlanders aan kwamen rijden. Ze dacht zeker een flink bedrag aan schadevergoeding op te strijken en de Nederlanders hebben ook nog in de cel gezeten in Roemenië. En nee, de baby heeft het drama niet overleefd.
Ik loop over van begrip voor andere culturen, maar ik ben wel aan het einde van de rek gekomen van mijn begrip, merk ik. De moraal van liegen en stelen spreekt me helemaal niet aan, en de liefdeloze manier van met elkaar en dan in het bijzonder hoe met de kinderen omgaan wordt, vind ik gewoonweg verschrikkelijk.
Ik begrijp het allemaal in het kader van sociale uitsluiting, maar als tolerant mens kom je echt in een patstelling terecht. Ik blijf er mee worstelen.
Suceava
We verbleven in pension Acasă (‘Thuis’) en ik at er voor het eerst drob, een soort van gehakttaart gemaakt van orgaanvlees. Heerlijk. Het was duidelijk dat koken een grote passie was van Dana. De glaasjes țuica en vișinata stonden meteen voor ons klaar en later werd er van ieder drankje een hele fles gebracht. En dan te bedenken dat we in Vaslui ook al twee flessen sterke drank hadden gekregen.
Ik maakte wat foto’s van het pension en van Dana’s familie, inclusief hondje Gabi, ooit als pup over hun schutting gekieperd, en van het oude hondje Labuțu (‘Voetje’).
Er volgde nog een horrorverhaal van een zigeunerin die haar baby onder de auto had gegooid toen er een stel Nederlanders aan kwamen rijden. Ze dacht zeker een flink bedrag aan schadevergoeding op te strijken en de Nederlanders hebben ook nog in de cel gezeten in Roemenië. En nee, de baby heeft het drama niet overleefd.
Ik loop over van begrip voor andere culturen, maar ik ben wel aan het einde van de rek gekomen van mijn begrip, merk ik. De moraal van liegen en stelen spreekt me helemaal niet aan, en de liefdeloze manier van met elkaar en dan in het bijzonder hoe met de kinderen omgaan wordt, vind ik gewoonweg verschrikkelijk.
Ik begrijp het allemaal in het kader van sociale uitsluiting, maar als tolerant mens kom je echt in een patstelling terecht. Ik blijf er mee worstelen.
Suceava
We verbleven in pension Acasă (‘Thuis’) en ik at er voor het eerst drob, een soort van gehakttaart gemaakt van orgaanvlees. Heerlijk. Het was duidelijk dat koken een grote passie was van Dana. De glaasjes țuica en vișinata stonden meteen voor ons klaar en later werd er van ieder drankje een hele fles gebracht. En dan te bedenken dat we in Vaslui ook al twee flessen sterke drank hadden gekregen.
Ik maakte wat foto’s van het pension en van Dana’s familie, inclusief hondje Gabi, ooit als pup over hun schutting gekieperd, en van het oude hondje Labuțu (‘Voetje’).
We maakten een kleine wandeling naar de Magazin Mixt en toen een wegwerker me zag fotograferen, deed hij zo grappig à la Madonna “Strike a pose’ dat ik hem ook meteen op de foto zette. Sowieso gaan Roemenen graag op de foto. Ik vraag het altijd netjes maar het is nooit een probleem. En iedere keer weer valt me op hoe gemakkelijk het is om kontakt te maken met de mensen. Wat zijn ze open, vriendelijk, behulpzaam en gastvrij. Uiteraard helpt het om de taal te spreken, maar ook zonder dat zijn ze gewoon zo.
Op een tocht door de Bucovina-regio zagen we in the middle of nowhere twee mannen met beschilderde uitgeblazen eieren staan. Geen toeristische plek, geen winkeltje, helemaal niks. Slechts twee koeienherders met hun honden en een grote eierdoos vol met beschilderde eieren zoals dat in die streek de traditie is. We verbaasden ons over de prachtige kwaliteit en de bespottelijke lage prijs (zo’n 1,20 euro per ei) . Hij vertelde dat hij twee eieren per dag kan beschilderen, en ja hoor, hij wilde graag poseren met de eieren. Ik dacht, als hij nou maar niet struikelt. En hoe krijgen we de eieren heel naar Nederland. En hoe hou ik de eieren heel in een huis met twee drukke katten. Maar dat kwam allemaal goed.
We vervolgden onze tocht, er moest tenslotte een Edammer kaas gebracht worden naar een dorpje dat tegen de Oekraïense grens aan lag. Nou ja, de kaas paste in het oorspronkelijke plan, maar de kaas zou nog in Zutphen naast het verdraaide rijbewijs liggen en bleek aan het einde van onze vakantie zich toch in een hoekje van de reistas te bevinden. En met of zonder kaas, het dorpje Ulma zouden we toch nooit bereiken. We verdwaalden uiteindelijk in een uithoek, waar de wegen bestonden uit modderige kuilen vol stenen waar je zo een lekke band door zou kunnen krijgen, waar geen mobiel bereik was en waar je ook in geen velden of wegen benzine kon tanken. We liepen een plaatselijke Magazin Mixt annex barretje binnen. De mannetjes, die zowel Roemeens als Oekraïens spraken, hielpen ons met de oriëntatie op de kaart, en er bleek een Brodina, een Brodina de Sus en een Brodina de Jos te zijn, en we zaten uiteraard helemaal verkeerd. Maar oh, wat werd verdwalen een feest met een schalks lachend mannetje dat al snel begreep dat we geen stel waren. Wij samen op de foto en iedereen lag helemaal in een deuk.
We konden daarna weer 20 kilometer terug over de weg die je eigenlijk alleen met een terreinwagen zou moeten nemen en de volgende dag wees Gelu ons toch op een lekke band. Maar weer werd tegenslag een feest, de auto moest nog even naar de vulcanizare, en zo kon Arjan daar genieten van de gepimpte Trabantjes en ik kon even bij de oude buurman kijken die als metaal bewerker de decoraties maakt voor de zinken daken die zo traditioneel zijn voor de streek.
Helaas ontwikkelde zich later een slechte soap rond ons verblijf in pension Acasa. In eerste instantie had Arjan een afspraak gemaakt met Angela, de eigenaresse van het pension, dat hij wat werkzaamheden zou verrichten (folder ontwerpen, website maken, fotomateriaal regelen) en dat we in ruil daarvoor twee overnachtingen zouden krijgen. Later moesten we opeens wel betalen en zouden de werkzaamheden apart worden verrekend. Ik zorgde dat ik de 100 euro voor 2 overnachtingen (ja het was er nogal aan de prijs) bij me had. Ook ontstond er verwarring of nou met Angela in Nederland moesten afrekenen ter plekke met Gelu, de zwager van Angela. maar Gelu weigerde zéér beslist om het geld aan te nemen, dat werd onderling verrekend. Later bleek waarom, we waren slachtoffer geworden van een reeds lang bestaand schimmig steekspel tussen Gelu en Angela, want nu kon Gelu weer vertellen dat 'die zuinige Hollanders' weigerden te betalen. We gaven hem nog een extra fooi voor de hulp met de lekke band, en dat verzweeg hij ook gemakshalve. Angela trapte met open ogen in de leugen van Gelu, en bleef ons tot in lengte van dagen bestoken met valse emails. Het was weer een fraai staaltje van leugens.
Op een tocht door de Bucovina-regio zagen we in the middle of nowhere twee mannen met beschilderde uitgeblazen eieren staan. Geen toeristische plek, geen winkeltje, helemaal niks. Slechts twee koeienherders met hun honden en een grote eierdoos vol met beschilderde eieren zoals dat in die streek de traditie is. We verbaasden ons over de prachtige kwaliteit en de bespottelijke lage prijs (zo’n 1,20 euro per ei) . Hij vertelde dat hij twee eieren per dag kan beschilderen, en ja hoor, hij wilde graag poseren met de eieren. Ik dacht, als hij nou maar niet struikelt. En hoe krijgen we de eieren heel naar Nederland. En hoe hou ik de eieren heel in een huis met twee drukke katten. Maar dat kwam allemaal goed.
We vervolgden onze tocht, er moest tenslotte een Edammer kaas gebracht worden naar een dorpje dat tegen de Oekraïense grens aan lag. Nou ja, de kaas paste in het oorspronkelijke plan, maar de kaas zou nog in Zutphen naast het verdraaide rijbewijs liggen en bleek aan het einde van onze vakantie zich toch in een hoekje van de reistas te bevinden. En met of zonder kaas, het dorpje Ulma zouden we toch nooit bereiken. We verdwaalden uiteindelijk in een uithoek, waar de wegen bestonden uit modderige kuilen vol stenen waar je zo een lekke band door zou kunnen krijgen, waar geen mobiel bereik was en waar je ook in geen velden of wegen benzine kon tanken. We liepen een plaatselijke Magazin Mixt annex barretje binnen. De mannetjes, die zowel Roemeens als Oekraïens spraken, hielpen ons met de oriëntatie op de kaart, en er bleek een Brodina, een Brodina de Sus en een Brodina de Jos te zijn, en we zaten uiteraard helemaal verkeerd. Maar oh, wat werd verdwalen een feest met een schalks lachend mannetje dat al snel begreep dat we geen stel waren. Wij samen op de foto en iedereen lag helemaal in een deuk.
We konden daarna weer 20 kilometer terug over de weg die je eigenlijk alleen met een terreinwagen zou moeten nemen en de volgende dag wees Gelu ons toch op een lekke band. Maar weer werd tegenslag een feest, de auto moest nog even naar de vulcanizare, en zo kon Arjan daar genieten van de gepimpte Trabantjes en ik kon even bij de oude buurman kijken die als metaal bewerker de decoraties maakt voor de zinken daken die zo traditioneel zijn voor de streek.
Helaas ontwikkelde zich later een slechte soap rond ons verblijf in pension Acasa. In eerste instantie had Arjan een afspraak gemaakt met Angela, de eigenaresse van het pension, dat hij wat werkzaamheden zou verrichten (folder ontwerpen, website maken, fotomateriaal regelen) en dat we in ruil daarvoor twee overnachtingen zouden krijgen. Later moesten we opeens wel betalen en zouden de werkzaamheden apart worden verrekend. Ik zorgde dat ik de 100 euro voor 2 overnachtingen (ja het was er nogal aan de prijs) bij me had. Ook ontstond er verwarring of nou met Angela in Nederland moesten afrekenen ter plekke met Gelu, de zwager van Angela. maar Gelu weigerde zéér beslist om het geld aan te nemen, dat werd onderling verrekend. Later bleek waarom, we waren slachtoffer geworden van een reeds lang bestaand schimmig steekspel tussen Gelu en Angela, want nu kon Gelu weer vertellen dat 'die zuinige Hollanders' weigerden te betalen. We gaven hem nog een extra fooi voor de hulp met de lekke band, en dat verzweeg hij ook gemakshalve. Angela trapte met open ogen in de leugen van Gelu, en bleef ons tot in lengte van dagen bestoken met valse emails. Het was weer een fraai staaltje van leugens.
klooster Gura Humorlui
Kloosters
Het ene na het andere prachtige klooster hebben we bekeken. Moldovița, Sucevița, Voroneț, Gura Humorlui. Ook het klooster van Putna hadden we op het lijstje staan.
Het regende toen we er naar toe reden en twee oudere vrouwen stonden zo sneu in de regen te liften, dat we onmiddellijk stopten om ze mee te nemen. Al gauw bleek dat ze ook onderweg waren naar het klooster en toen we daar aankwamen gaven ze ons spontaan een rondleiding.
Na de rondleiding vroeg een monnik aan ons of we al gegeten hadden. Ik verstond de woorden op zich wel maar begreep de strekking van de vraag niet. Arjan wel, hij snapte meteen dat we werden uitgenodigd voor het diner. Wat een geweldige ervaring! Het bleek een vastendag zonder vlees te zijn, maar de aardappelen met bonen smaakten ons net zo goed. De liftvrouwtjes schoven aan en vroegen of we kinderen hadden. Arjan zei dat we broer en zus zijn. Dit was de meest succesvolle manier om om te gaan met de veronderstelling dat we getrouwd waren, want daarop uitleggen dat je als goede vrienden zonder een relatie met elkaar te hebben op vakantie gaat is een brug te ver in Roemenië. De vrouwtjes keken ons verbaasd om beurten aan, nee dat zag je toch helemaal niet dat we broer en zus zijn! Na het eten moesten we nog het één en ander bezichtigen, ze kregen namelijk door dat we niet Orthodox waren, hier was werk aan de winkel, een monnik zou ons per email nog wel een interessant stuk over het Creationisme sturen, dat overigens nooit meer is ontvangen, en goh er is dus ook een Roemeens-Orthodoxe kerk in Nederland, zo verbaasde de monnik zich. Kortom we dachten dat we er nooit meer weg zouden komen. Toch stapten we uiteindelijk de auto in, maar ho, we moesten echt nog een paar flessen ingezegend water gaan tappen uit een beekje. Arjan liet zuchtend twee toegestoken grote plastic flessen vollopen en zei tegen mij dat hij ondanks de inzegening dit water niet zomaar durfde te drinken, hoor. De flessen hebben twee dagen in de achterbak van de auto liggen klotsen en bonken tot ik er genoeg van had en besloot om de auto te dopen met het water. “Ik doop u auto”, riep ik terwijl er meteen foto’s werden gemaakt van deze heugelijke gebeurtenis. Of het heeft gewerkt? Jazeker, ondanks het gevaarlijke verkeer in Roemenië hebben we het er heelhuids vanaf gebracht. Een keertje hadden we een lekke band, maar dat was nog voor de doop.
Na dit prachtige avontuur in het klooster, dachten we dat we Putna ook van ons lijstje konden schrappen, maar pas later bleek dat we helemaal nooit in dat klooster waren geweest, ha ha! We hadden onbewust het wellicht minder fraaie maar minstens net zo gastvrije klooster Sihăstria Putnei bezocht, dankzij onze bejaarde liftsters.
Maramureș
We doken de Maramureș in en wat een prachtig landschap heeft deze zeer traditionele streek. De bergen werden hoger, veel naaldbomen, en alles zeer uitbundig groen. Op de hoge berg de Rodna lag sneeuw. We logeerden bij Vlaamse Kris met zijn Roemeense vrouw en hun kinderen in Borșa. Ina en haar zoon Chris, ik kende Ina via een Roemenië-forum, waren er ook. Ik besprak met Kris de houtkap, ik had al enorm veel vrachtwagens gezien met boomstammen, en had ook de aardverschuivingen gezien en maakte me zorgen over een schitterend gebied dat werd geruïneerd. Kris vertelde dat er in zijn regio dagelijks minstens 30 vrachtwagens vertrekken met hout en wat de desastreuze consequenties zijn van de houtkap. Een volwassen boom neemt per dag 40 liter water op. Zonder de bomen spoelt het water naar beneden en is bodemerosie het gevolg. Na de omwenteling hebben enkele handige jongens zich stukken bos toegeëigend en gaat het alleen nog maar om snel gewin.
Het ene na het andere prachtige klooster hebben we bekeken. Moldovița, Sucevița, Voroneț, Gura Humorlui. Ook het klooster van Putna hadden we op het lijstje staan.
Het regende toen we er naar toe reden en twee oudere vrouwen stonden zo sneu in de regen te liften, dat we onmiddellijk stopten om ze mee te nemen. Al gauw bleek dat ze ook onderweg waren naar het klooster en toen we daar aankwamen gaven ze ons spontaan een rondleiding.
Na de rondleiding vroeg een monnik aan ons of we al gegeten hadden. Ik verstond de woorden op zich wel maar begreep de strekking van de vraag niet. Arjan wel, hij snapte meteen dat we werden uitgenodigd voor het diner. Wat een geweldige ervaring! Het bleek een vastendag zonder vlees te zijn, maar de aardappelen met bonen smaakten ons net zo goed. De liftvrouwtjes schoven aan en vroegen of we kinderen hadden. Arjan zei dat we broer en zus zijn. Dit was de meest succesvolle manier om om te gaan met de veronderstelling dat we getrouwd waren, want daarop uitleggen dat je als goede vrienden zonder een relatie met elkaar te hebben op vakantie gaat is een brug te ver in Roemenië. De vrouwtjes keken ons verbaasd om beurten aan, nee dat zag je toch helemaal niet dat we broer en zus zijn! Na het eten moesten we nog het één en ander bezichtigen, ze kregen namelijk door dat we niet Orthodox waren, hier was werk aan de winkel, een monnik zou ons per email nog wel een interessant stuk over het Creationisme sturen, dat overigens nooit meer is ontvangen, en goh er is dus ook een Roemeens-Orthodoxe kerk in Nederland, zo verbaasde de monnik zich. Kortom we dachten dat we er nooit meer weg zouden komen. Toch stapten we uiteindelijk de auto in, maar ho, we moesten echt nog een paar flessen ingezegend water gaan tappen uit een beekje. Arjan liet zuchtend twee toegestoken grote plastic flessen vollopen en zei tegen mij dat hij ondanks de inzegening dit water niet zomaar durfde te drinken, hoor. De flessen hebben twee dagen in de achterbak van de auto liggen klotsen en bonken tot ik er genoeg van had en besloot om de auto te dopen met het water. “Ik doop u auto”, riep ik terwijl er meteen foto’s werden gemaakt van deze heugelijke gebeurtenis. Of het heeft gewerkt? Jazeker, ondanks het gevaarlijke verkeer in Roemenië hebben we het er heelhuids vanaf gebracht. Een keertje hadden we een lekke band, maar dat was nog voor de doop.
Na dit prachtige avontuur in het klooster, dachten we dat we Putna ook van ons lijstje konden schrappen, maar pas later bleek dat we helemaal nooit in dat klooster waren geweest, ha ha! We hadden onbewust het wellicht minder fraaie maar minstens net zo gastvrije klooster Sihăstria Putnei bezocht, dankzij onze bejaarde liftsters.
Maramureș
We doken de Maramureș in en wat een prachtig landschap heeft deze zeer traditionele streek. De bergen werden hoger, veel naaldbomen, en alles zeer uitbundig groen. Op de hoge berg de Rodna lag sneeuw. We logeerden bij Vlaamse Kris met zijn Roemeense vrouw en hun kinderen in Borșa. Ina en haar zoon Chris, ik kende Ina via een Roemenië-forum, waren er ook. Ik besprak met Kris de houtkap, ik had al enorm veel vrachtwagens gezien met boomstammen, en had ook de aardverschuivingen gezien en maakte me zorgen over een schitterend gebied dat werd geruïneerd. Kris vertelde dat er in zijn regio dagelijks minstens 30 vrachtwagens vertrekken met hout en wat de desastreuze consequenties zijn van de houtkap. Een volwassen boom neemt per dag 40 liter water op. Zonder de bomen spoelt het water naar beneden en is bodemerosie het gevolg. Na de omwenteling hebben enkele handige jongens zich stukken bos toegeëigend en gaat het alleen nog maar om snel gewin.
Het Vrolijke Kerkhof
We vertrokken samen met Ina in de richting van de Oekraïense grens. Ina wees ons onderweg op de pannetjes in de bomen. Een huwelijksadvertentie avant la lettre, want ze geven de leeftijd van de huwbare vrouw aan. Ik bedacht me meteen dat ik een stevige grote boom zou moeten uitzoeken als ik nog een ‘advertentie’ zou willen plaatsen op mijn leeftijd. Ina wist een klein maar zeer charmant museum in Dragomirești. Het was dicht, maar de eigenaresse was snel enkele huizen verderop gevonden. Ze opende onmiddellijk de houtbesneden poort van het Museum van de Roemeense Plattelandsvrouwen en vertelde vol liefde over haar museum en de rijke tradities van deze streek.
Daarna stopten we bij het klooster van Bârsana. Een klein deel is oud, de rest wordt beetje bij beetje aangebouwd, ook met behulp van EU-geld. Een goede investering, op de plastic eendjes in de halfopgedroogde vijver na.
En eindelijk bereikten we Săpânța, het was een langgekoesterde, nou ja zo lang als ik iets heb met Roemenië, wens om dit kerkhofje te bezoeken. En eindelijk was ik hier!
In 1935 begon de houtbewerker Stan Ioan Pătraș grafkruizen te maken met een portretje in naïeve schilderstijl en een grappig gedichtje over de overledene. Hij hield niet van hypocrisie en als er bijvoorbeeld een dronkenlap was gestorven dan werd dat niet verbloemd. Later werd zijn werk door opvolgers overgenomen. Tegenwoordig moet er naar lokale begrippen een fors bedrag worden neergeteld om op dit kerkhofje een plek te bemachtigen. Maar soms betaalt de familie van de overledene uiteindelijk de rekening niet als het kruis af is, en zo begon een van de opvolgers van Pătraș maar uit arren moede een souvenirwinkeltje. Ik kocht er een klein werkje van hem in dezelfde naïeve schilderstijl. Tot mijn vreugde zat het ophanggaatje niet helemaal precies in het midden en hangt het nu naar goed Roemeens gebruik niet helemaal waterpas bij me aan de muur.
Ik was totaal verrukt van het Vrolijke Kerkhof en had niet verwacht dat er zoveel stukken (ongeveer 800) zouden staan. Teveel om ieder kruis aandacht te geven die het zou verdienen en om goed de betekenis van de gedichtjes door te krijgen. Wel viel me op dat er in de schilderkunsten de nodige aanrijdingen door auto’s werden uitgebeeld, dus ik lette daarna maar extra op bij het oversteken in het dorp.
We bezochten nog het museumpje van Stan Ioan Pătraș, wat de indruk wekte dat deze grappige man altijd bezige handen had en dat geen stukje hout veilig was, want zijn tot museum omgetoverde huis was zeer gedecoreerd. Geweldig, maar ik had toch de meeste aandacht voor de Siamese poes met jong.
Op de terugweg bezochten we in Sighetu Marmației het museum dat het verzet en de slachtoffers van het communisme herdenkt. De initatiefneemster Ana Bladiana wilde dat de waarheid werd verteld na 50 jaar leugens. Het was zeer indrukwekkend en goed vormgegeven museum, je liep door het historische gevangenisgebouw van cel naar cel om een expositie rondom een bepaald thema te bekijken.
Ik stelde me voor dat ik weer thuis kwam na de vakantie en dat mensen me vroegen of ik nog iets leuks had gedaan tijdens de vakantie. ‘Ja hoor, iemand in de gevangenis gezocht, een kerkhof bezocht, een museumgevangenis bezocht’. Lekker vrolijke indruk maakt dat!
En eindelijk bereikten we Săpânța, het was een langgekoesterde, nou ja zo lang als ik iets heb met Roemenië, wens om dit kerkhofje te bezoeken. En eindelijk was ik hier!
In 1935 begon de houtbewerker Stan Ioan Pătraș grafkruizen te maken met een portretje in naïeve schilderstijl en een grappig gedichtje over de overledene. Hij hield niet van hypocrisie en als er bijvoorbeeld een dronkenlap was gestorven dan werd dat niet verbloemd. Later werd zijn werk door opvolgers overgenomen. Tegenwoordig moet er naar lokale begrippen een fors bedrag worden neergeteld om op dit kerkhofje een plek te bemachtigen. Maar soms betaalt de familie van de overledene uiteindelijk de rekening niet als het kruis af is, en zo begon een van de opvolgers van Pătraș maar uit arren moede een souvenirwinkeltje. Ik kocht er een klein werkje van hem in dezelfde naïeve schilderstijl. Tot mijn vreugde zat het ophanggaatje niet helemaal precies in het midden en hangt het nu naar goed Roemeens gebruik niet helemaal waterpas bij me aan de muur.
Ik was totaal verrukt van het Vrolijke Kerkhof en had niet verwacht dat er zoveel stukken (ongeveer 800) zouden staan. Teveel om ieder kruis aandacht te geven die het zou verdienen en om goed de betekenis van de gedichtjes door te krijgen. Wel viel me op dat er in de schilderkunsten de nodige aanrijdingen door auto’s werden uitgebeeld, dus ik lette daarna maar extra op bij het oversteken in het dorp.
We bezochten nog het museumpje van Stan Ioan Pătraș, wat de indruk wekte dat deze grappige man altijd bezige handen had en dat geen stukje hout veilig was, want zijn tot museum omgetoverde huis was zeer gedecoreerd. Geweldig, maar ik had toch de meeste aandacht voor de Siamese poes met jong.
Op de terugweg bezochten we in Sighetu Marmației het museum dat het verzet en de slachtoffers van het communisme herdenkt. De initatiefneemster Ana Bladiana wilde dat de waarheid werd verteld na 50 jaar leugens. Het was zeer indrukwekkend en goed vormgegeven museum, je liep door het historische gevangenisgebouw van cel naar cel om een expositie rondom een bepaald thema te bekijken.
Ik stelde me voor dat ik weer thuis kwam na de vakantie en dat mensen me vroegen of ik nog iets leuks had gedaan tijdens de vakantie. ‘Ja hoor, iemand in de gevangenis gezocht, een kerkhof bezocht, een museumgevangenis bezocht’. Lekker vrolijke indruk maakt dat!
Vanuit Borșa reden we via Cluj Napoca naar Capușu Mic. We zagen onderweg dat er een groeimarkt is voor tuinkabouters. Wij kochten liever aardewerk. Hoewel de ontvangst in het zigeunerdorpje in Capușu Mic allerhartelijkst was, koos ik toch liever een pensionnetje om de nacht door te brengen. Pofo, de loco-burgemeester van het dorp bracht ons zelf naar een pension Elena. Een zeer vriendelijk echtpaar runde de boel en gaf me bij het ontbijt een grote bak met vitaminerijke catina-besjes mee. Elk volgend ontbijt ging er een schepje bessen door mijn yoghurt.
Kasteel Hunedoara
We waren na een schitterende tocht bij Evert (wederom een internetkennis) op de camping in het plaatsje Aurel Vlaicu aangekomen. Evert beloofde ons de volgende dag een rondleiding te geven.
Onderweg zagen we de vervallen ‘combinat’ (fabriekencomplex) en de ijzerertsmijnen waar veel mensen uit alle delen van het land moesten gaan werken.
Het kasteel in Hunedoara, dat officieel Castelul Corvinilor heet (Corvinus was een koning die als symbool een raaf had, dus het wordt ook wel het ravenkasteel genoemd), stond al lang op mijn to-do lijstje. Dit kasteel ziet er veel grimmiger uit dan het lieflijke Draculakasteel in Bran. Ik had er de pest in dat een deel van het kasteel in de steigers stond en ik niet alles mooi kon fotograferen. Dus ik kocht maar wat ansichtkaarten om bij mijn foto’s te kunnen plakken en stuurde ook een aantal kaarten naar de thuisblijvers. Later zou iemand op mijn werk in een Zorgcentrum zeggen “Jacqueline, wat stuur jij nou naar onze mensen, kijk nou wat daar staat”. Ik, Roemeens woordblind geworden, zei onnozel “er staat kasteel”. “Er staat lul op de kaart” zei ze. “Oh, 'ul' (klinkt als ‘oel’) is het lidwoord, het wordt er achteraan geplakt” legde ik uit. Castel-ul.
Evert wist een terras met een prachtig uitzicht, en nou, prachtig was het zeker om over het meer van Cinciș uit te kijken. Het meer is een stuwmeer waarvoor enkele dorpjes zijn opgeofferd, lees onder water gelopen, maar de dorpen waren iets verderop weer opgebouwd, met een extra mooie kerk erbij als pleister op de wonde. Op het terras at ik voor het eerst varkenshersenen, als omelet klaargemaakt was het helemaal niet zo snotterig als me was voorgespiegeld.
Door naar Deva. Ik was benieuwd, of de man die ik ooit ’s avonds zoekend langs de Amsterdamse gracht geholpen had met het vinden van zijn hotel, nog steeds de burgemeester van Deva was. Ik ben er nog niet helemaal achter, maar hoe dan ook, de stad zag er prima uit. Ik kreeg de indruk dat er werd geïnvesteerd, en de telecabina naar de hooggelegen burcht is natuurlijk helemaal geweldig als je toeristen wilt trekken. De burcht zelf wordt nog gerestaureerd en was ontoegankelijk, maar je kon er wel grotendeels omheen lopen en genieten van een adembenemend uitzicht.
Zowel Evert als ik moesten even geld pinnen in Deva. Een stelletje dronken schooiers kwam steeds dichterbij en uit voorzorg brak ik mijn transactie af. Evert wierp ze nog wat verwensingen toe in het Roemeens en zei dat hij niet bang voor ze was. Nee, ik ook niet maar better safe than sorry. Ik weet hoe het is om je spullen kwijt te raken in Roemenië.
Voor de terugweg koos Evert een mooie landelijke route uit langs de andere kant van de rivier de Mureș. Er stond een grote schaapskraal en ik liep er opgetogen naar toe om foto’s te maken. De herder vertelde dat hij 1100 schapen en geiten had. Ze werden nu gemolken en hij spoorde me aan om foto’s te maken. Vier mannen op krukjes op een rij die zaten te melken. Geweldig.
De volgende dag bekeken we het wisselen van de wacht in de vestingplaats Alba Iulia. Een leuke toeristische attractie. Ook waren we blij dat we weer naar Everts’ tips hadden geluisterd en het klooster in Rameț hadden bezocht. Het lag indrukwekkend ingeklemd tussen enkele bergen van het Apuseni-gebergte. Er was een klein maar fijn museum bij, waar een hartelijke non een schoolklasje uitleg gaf. Die had haar roeping als lerares misgelopen.
We waren na een schitterende tocht bij Evert (wederom een internetkennis) op de camping in het plaatsje Aurel Vlaicu aangekomen. Evert beloofde ons de volgende dag een rondleiding te geven.
Onderweg zagen we de vervallen ‘combinat’ (fabriekencomplex) en de ijzerertsmijnen waar veel mensen uit alle delen van het land moesten gaan werken.
Het kasteel in Hunedoara, dat officieel Castelul Corvinilor heet (Corvinus was een koning die als symbool een raaf had, dus het wordt ook wel het ravenkasteel genoemd), stond al lang op mijn to-do lijstje. Dit kasteel ziet er veel grimmiger uit dan het lieflijke Draculakasteel in Bran. Ik had er de pest in dat een deel van het kasteel in de steigers stond en ik niet alles mooi kon fotograferen. Dus ik kocht maar wat ansichtkaarten om bij mijn foto’s te kunnen plakken en stuurde ook een aantal kaarten naar de thuisblijvers. Later zou iemand op mijn werk in een Zorgcentrum zeggen “Jacqueline, wat stuur jij nou naar onze mensen, kijk nou wat daar staat”. Ik, Roemeens woordblind geworden, zei onnozel “er staat kasteel”. “Er staat lul op de kaart” zei ze. “Oh, 'ul' (klinkt als ‘oel’) is het lidwoord, het wordt er achteraan geplakt” legde ik uit. Castel-ul.
Evert wist een terras met een prachtig uitzicht, en nou, prachtig was het zeker om over het meer van Cinciș uit te kijken. Het meer is een stuwmeer waarvoor enkele dorpjes zijn opgeofferd, lees onder water gelopen, maar de dorpen waren iets verderop weer opgebouwd, met een extra mooie kerk erbij als pleister op de wonde. Op het terras at ik voor het eerst varkenshersenen, als omelet klaargemaakt was het helemaal niet zo snotterig als me was voorgespiegeld.
Door naar Deva. Ik was benieuwd, of de man die ik ooit ’s avonds zoekend langs de Amsterdamse gracht geholpen had met het vinden van zijn hotel, nog steeds de burgemeester van Deva was. Ik ben er nog niet helemaal achter, maar hoe dan ook, de stad zag er prima uit. Ik kreeg de indruk dat er werd geïnvesteerd, en de telecabina naar de hooggelegen burcht is natuurlijk helemaal geweldig als je toeristen wilt trekken. De burcht zelf wordt nog gerestaureerd en was ontoegankelijk, maar je kon er wel grotendeels omheen lopen en genieten van een adembenemend uitzicht.
Zowel Evert als ik moesten even geld pinnen in Deva. Een stelletje dronken schooiers kwam steeds dichterbij en uit voorzorg brak ik mijn transactie af. Evert wierp ze nog wat verwensingen toe in het Roemeens en zei dat hij niet bang voor ze was. Nee, ik ook niet maar better safe than sorry. Ik weet hoe het is om je spullen kwijt te raken in Roemenië.
Voor de terugweg koos Evert een mooie landelijke route uit langs de andere kant van de rivier de Mureș. Er stond een grote schaapskraal en ik liep er opgetogen naar toe om foto’s te maken. De herder vertelde dat hij 1100 schapen en geiten had. Ze werden nu gemolken en hij spoorde me aan om foto’s te maken. Vier mannen op krukjes op een rij die zaten te melken. Geweldig.
De volgende dag bekeken we het wisselen van de wacht in de vestingplaats Alba Iulia. Een leuke toeristische attractie. Ook waren we blij dat we weer naar Everts’ tips hadden geluisterd en het klooster in Rameț hadden bezocht. Het lag indrukwekkend ingeklemd tussen enkele bergen van het Apuseni-gebergte. Er was een klein maar fijn museum bij, waar een hartelijke non een schoolklasje uitleg gaf. Die had haar roeping als lerares misgelopen.
Van wol naar vilt
In het hart van Transsylvanië vonden we een bijna door de wol ingesneeuwde Gerta in het plaatsje Metiș. We waren net te laat voor een fotografisch interessant moment van het wassen van de vele kilo’s wol in grote bakken. Nu lag overal in de tuin de wol te drogen. Gerta toonde ons haar atelier waar een paar Roemeense vrouwen vilten lappen maakten van de wol. Maar nu even niet, ook voor dat fotomoment waren we te laat. Vervolgens wierpen we een blik in een leegstaand en vervallen schooltje. Gerta keek dromerig langs het kapotte dak en zag hier haar toekomstige huis en werkplek al voor zich. Het huis waar we logeerden was van de zus van Gerta en ik was totaal overrompeld door de kaarsrechte, sluitende deur die door de Roemeense overbuurman was vervaardig. Er bestond wél iemand die iets waterpas kon maken!
In Roemenië is elke gang naar de toilet een verrassing. Is er wel een gewoon toilet of wordt het zo’n toilet om boven te hurken (diverse malen heb ik broek of schoenen ondergeplast, ik ben er anatomisch ongeschikt voor) of is het een houten huisje in de tuin. Kan er een deur dicht, want elke deur is scheef, en een slot op de deur is echt wel een té grote wens. Privacy is een vaag begrip. Komt er wat er uit de kraan, zo ja, áls er warm en koud is, uit welke kraan dan? Is er licht, zo ja, waar zit het lichtknopje dan? Bij de openzwaaiende kant of de scharnierende kant van de deur? Of de toilet schoon is, is dan ook wel het laatste waar ik nog om geef! Volgende keer plastuit mee, noteerde ik in mijn reisboekje.
Goed, de buurman dus. Ik wist hem op de foto te zetten met zijn bijen. Gerta vertelde nog een spannende verhaal door dat ze van de buurman had gehoord over zijn ontmoeting met twee beren. Hij realiseerde zich meteen dat vluchten zinloos was en besloot zich dood te houden. Er werd aan hem gesnuffeld, hij hield zijn adem in en de beren sjokten verder, hem voor dood achterlatend.
Ik wilde haast niet vertrekken bij Gerta, maar we hadden zoveel moois in het verschiet! We reden een prachtige route door een glooiend landschap met uitzicht op de besneeuwde toppen van de berg Făgăraș
In het hart van Transsylvanië vonden we een bijna door de wol ingesneeuwde Gerta in het plaatsje Metiș. We waren net te laat voor een fotografisch interessant moment van het wassen van de vele kilo’s wol in grote bakken. Nu lag overal in de tuin de wol te drogen. Gerta toonde ons haar atelier waar een paar Roemeense vrouwen vilten lappen maakten van de wol. Maar nu even niet, ook voor dat fotomoment waren we te laat. Vervolgens wierpen we een blik in een leegstaand en vervallen schooltje. Gerta keek dromerig langs het kapotte dak en zag hier haar toekomstige huis en werkplek al voor zich. Het huis waar we logeerden was van de zus van Gerta en ik was totaal overrompeld door de kaarsrechte, sluitende deur die door de Roemeense overbuurman was vervaardig. Er bestond wél iemand die iets waterpas kon maken!
In Roemenië is elke gang naar de toilet een verrassing. Is er wel een gewoon toilet of wordt het zo’n toilet om boven te hurken (diverse malen heb ik broek of schoenen ondergeplast, ik ben er anatomisch ongeschikt voor) of is het een houten huisje in de tuin. Kan er een deur dicht, want elke deur is scheef, en een slot op de deur is echt wel een té grote wens. Privacy is een vaag begrip. Komt er wat er uit de kraan, zo ja, áls er warm en koud is, uit welke kraan dan? Is er licht, zo ja, waar zit het lichtknopje dan? Bij de openzwaaiende kant of de scharnierende kant van de deur? Of de toilet schoon is, is dan ook wel het laatste waar ik nog om geef! Volgende keer plastuit mee, noteerde ik in mijn reisboekje.
Goed, de buurman dus. Ik wist hem op de foto te zetten met zijn bijen. Gerta vertelde nog een spannende verhaal door dat ze van de buurman had gehoord over zijn ontmoeting met twee beren. Hij realiseerde zich meteen dat vluchten zinloos was en besloot zich dood te houden. Er werd aan hem gesnuffeld, hij hield zijn adem in en de beren sjokten verder, hem voor dood achterlatend.
Ik wilde haast niet vertrekken bij Gerta, maar we hadden zoveel moois in het verschiet! We reden een prachtige route door een glooiend landschap met uitzicht op de besneeuwde toppen van de berg Făgăraș
Een merrie is geen konijn
Een taalleermomentje was op de Lipizzaner paardenstoeterij in Sâmbăta de Jos. We hadden eerst de hengsten mogen bewonderen en daarna verstond ik dat we naar de konijnen gingen kijken. ‘Konijnen? Och, ook leuk’ dacht ik. Maar natuurlijk waren het geen konijntjes, maar de merries met veulens, het woord leek er alleen maar een beetje op. Ik mocht de wei in om tussen de paarden door te kunnen lopen en naar hartenlust te kunnen fotograferen. Wat is het toch prachtig, een witte merrie met een zwart veulentje dat later ook naar wit (eigenlijk schimmel) zal verkleuren. De gids geloofde het wel en liet me verder alleen. Arjan wist trouwens zijn paardenangst best goed te overwinnen. De stoeterij telde zo’n 300 paarden en volgens de gids waren er nog zo’n 800.000 (werk-) paarden in Roemenië. Ik geloof het meteen want paard en wagens zijn een niet te missen straatbeeld. Later hoorde ik een verhaal dat de eigenaar van de stoeterij ooit zijn paarden vergokte en dat ze ook daadwerkelijk zijn opgehaald om de schuld te vereffenen.
Een taalleermomentje was op de Lipizzaner paardenstoeterij in Sâmbăta de Jos. We hadden eerst de hengsten mogen bewonderen en daarna verstond ik dat we naar de konijnen gingen kijken. ‘Konijnen? Och, ook leuk’ dacht ik. Maar natuurlijk waren het geen konijntjes, maar de merries met veulens, het woord leek er alleen maar een beetje op. Ik mocht de wei in om tussen de paarden door te kunnen lopen en naar hartenlust te kunnen fotograferen. Wat is het toch prachtig, een witte merrie met een zwart veulentje dat later ook naar wit (eigenlijk schimmel) zal verkleuren. De gids geloofde het wel en liet me verder alleen. Arjan wist trouwens zijn paardenangst best goed te overwinnen. De stoeterij telde zo’n 300 paarden en volgens de gids waren er nog zo’n 800.000 (werk-) paarden in Roemenië. Ik geloof het meteen want paard en wagens zijn een niet te missen straatbeeld. Later hoorde ik een verhaal dat de eigenaar van de stoeterij ooit zijn paarden vergokte en dat ze ook daadwerkelijk zijn opgehaald om de schuld te vereffenen.
Buzău
Nadat ik high was geworden van het paarden fotograferen reden we door naar Râșnov op zoek naar het pensionnetje van een Nederlands-Roemeens stel. Deze tussenstop hadden we niet gepland, maar we hoopten de volgende dag nog een bezoek te kunnen brengen aan een berenreservaat in de buurt. Niemand aanwezig bij pension Stefi, maar de buurtjes waren zeer behulpzaam en gingen meteen bellen en er kwam iemand de deur open doen. De eigenaars zaten in Nederland, en zij had de hele dag voor niks op gasten zitten wachten en was net even naar huis gegaan voor een douche. Dus we waren de enigen en hadden de overigens uitstekende kamers voor het uitkiezen. Ze raadde ons nog een zeer goed restaurant aan en de mici en de papanași waren er onovertroffen.
Helaas konden we het berenreservaat ‘Libearty’ niet zomaar bezoeken buiten de weekenden om, we hadden het echt eerder moeten regelen. Dus dat schuiven we ook door op de to-do list.
Vanuit Râșnov gingen we om Brașov heen, en maakten we een schitterende tocht door het district Covasna. Het lijkt wat overdreven om elk stuk rijden als schitterend of prachtig te benoemen, maar het is eerder een understatement van alle mooie landschappen en natuurschoon die we onderweg doorkruisd hebben.
In Buzău maakten we een tussenstop. Niet echt een toeristentrekpleister, en de man die we om een goed restaurant vroegen, ging er dan ook vanuit dat we op familiebezoek kwamen. Afijn, hij bracht ons naar een nogal protserig-chique tent die ons eerder geschikt leek voor een bruiloft. Maar het alternatief was McDonalds dus gingen we maar zitten in de grote lege zaal. Ik vroeg hem of hij wat met ons mee wilde drinken. Dat was lastig, omdat zijn vrouw met een naar benedenvallend autoraam van doen had, maar vooruit, omdat we zo aandrongen (nou ja, niet echt). Hij wilde ons graag behulpzaam zijn met de menukeuze. De pittige worstje, specialiteit van de streek, prees hij aan, en er kwam een schotel met gemengde hapjes, waaronder ook reepjes varkensoor. Ik probeer graag dingen uit, maar dat kauwgomachtige varkensoor kon ik niet weg krijgen. Ik vroeg om een doggybag voor de overgebleven repen varkensoor, letterlijk voor de (straat-) honden, maar dat vertelde ik er uiteraard niet bij en men knikte begripvol dat ik die lekkernijen wilde meenemen. De man vertrok ondertussen om zijn vrouw te helpen met het autoraam. Er volgde tot onze verbazing nog een schotel met eten en toen we echt waren uitgegeten kwamen opeens de man en zijn vrouw weer terug. Reuze gezellig natuurlijk, een lief stel, maar we waren al klaar met eten en hadden nog een flink stuk rijden voor de boeg. Het stel pakte de menukaart en ging eten bestellen. Er ontstond een ongemakkelijke situatie toen wij echt weg wilden en de rekening vroegen en alles bij elkaar afrekenden. Naar Roemeense begrippen een toch wel aanzienlijk bedrag. Dat wilden ze echt niet, maar we konden niet goed inschatten of ze het wel of niet konden betalen (een mecanicien en een onderwijzeres) en wilden hen niet voor het blok zetten, dus we betaalden gewoon. Hij gaf nog zijn mobiele nummer, als we ooit ergens met pech stonden, dan kwam hij meteen.
Het was een situatie die we niet goed konden plaatsen, ondanks dat we toch het land en de gewoontes best goed kennen, maar we moesten er daarna vreselijk om lachen.
Giurgeni
In Giurgeni, een dorpje in het district Ialomița, in het zuidoosten van Roemenië, verbleven we 4 dagen bij schoonfamilie van de broer van Arjan. We werden hartelijk verwelkomd door Mariana, Aurel en dochter Tatiana. Deze mensen leidden een sober en vrij hard bestaan. Ik mocht Mariana meteen door haar welhaast onroemeense directheid. Ze onderwierp Arjan aan een kruisverhoor waarom hij nog geen familie had gesticht, hoe oud was hij nou ondertussen, en keek naar mij met een blik van jij lijkt me een geschikte kandidaat voor hem.
Daarna ontstond er enige opschudding. Wat bleek, hun paard was aan het bevallen. Na een half uur mocht ik er bij om foto’s te maken, viel ik even met mijn neus in de boter! Dat ik de komende dagen geen ritje met paard en wagen kon maken omdat moeder en kind rust moesten hebben nam ik voor lief.
Tatiana leidde me rond over het erf, ze leven grotendeels van hun eigen producten. Ze hebben een varken, kippen, eenden, kalkoenen, konijnen (met kleintjes) en twee schapen die met de herder mee zijn. Van de melk maakte ze die avond schapenkaas en ik kreeg meteen de volgende morgen verse brânză. Ze hebben ook een koe gehad, maar er heerste iets besmettelijks en hun koe ging dood. Verder hebben ze twee kettinghonden en een klein hondje maatje chihuahua dat los scharrelde. de kettinghonden zijn slechts levende deurbellen en komen nooit van de ketting af. Zoiets gaat me echt aan mijn hart en ik kon het niet laten om de opmerking te maken dat dat in Nederland wordt beschouwd als wreedheid. Ik moest voor ze oppassen, zeiden ze, maar ik zat er meteen eentje te aaien tot hun stomme verbazing, drie dagen later hadden ze het er nog over hoe dat nou toch kon. Tja, dat kon omdat ik zag hoe het beestje snakte naar een beetje aandacht.
De volgende dag was een rustdag voor ons en zaten we heerlijk te lezen en te kletsen. Tatiana maakte jam van zelfgeplukte rozenblaadjes en uiteraard kregen we later een paar potjes mee. Mariana bakte cake voor ons.
Toen Aurel luzerne ging snijden voor de dieren liep ik mee en vond ik een klein kaal vogeltje dat uit het nest was gevallen. Ik liet het aan Aurel zien en die zette het op zijn knoestige hand voor een fotomoment. Daarna stopte hij het vogeltje in zijn borstzakje en gaf het later aan een van de honden. Vervolgens liet de hond het vogeljong van zich afpakken en hap-slik-weg was het vogeltje, door een eend notabene!
Er kwam een zigeunerin langs die wat kleding verkocht en ze wilde graag op de foto. Beloofde ik echt om de foto’s op te sturen? En wilde ik een Hollandse man voor haar zoeken?
’s Avonds aten we heerlijke ciorba de perișoară en vertelde Aurel over de beer die tijdens een uitje in de bergen in de cabana het trapje op klom naar het gedeelte waar de vrouwen sliepen. Liep gelukkig goed af.
Nadat ik high was geworden van het paarden fotograferen reden we door naar Râșnov op zoek naar het pensionnetje van een Nederlands-Roemeens stel. Deze tussenstop hadden we niet gepland, maar we hoopten de volgende dag nog een bezoek te kunnen brengen aan een berenreservaat in de buurt. Niemand aanwezig bij pension Stefi, maar de buurtjes waren zeer behulpzaam en gingen meteen bellen en er kwam iemand de deur open doen. De eigenaars zaten in Nederland, en zij had de hele dag voor niks op gasten zitten wachten en was net even naar huis gegaan voor een douche. Dus we waren de enigen en hadden de overigens uitstekende kamers voor het uitkiezen. Ze raadde ons nog een zeer goed restaurant aan en de mici en de papanași waren er onovertroffen.
Helaas konden we het berenreservaat ‘Libearty’ niet zomaar bezoeken buiten de weekenden om, we hadden het echt eerder moeten regelen. Dus dat schuiven we ook door op de to-do list.
Vanuit Râșnov gingen we om Brașov heen, en maakten we een schitterende tocht door het district Covasna. Het lijkt wat overdreven om elk stuk rijden als schitterend of prachtig te benoemen, maar het is eerder een understatement van alle mooie landschappen en natuurschoon die we onderweg doorkruisd hebben.
In Buzău maakten we een tussenstop. Niet echt een toeristentrekpleister, en de man die we om een goed restaurant vroegen, ging er dan ook vanuit dat we op familiebezoek kwamen. Afijn, hij bracht ons naar een nogal protserig-chique tent die ons eerder geschikt leek voor een bruiloft. Maar het alternatief was McDonalds dus gingen we maar zitten in de grote lege zaal. Ik vroeg hem of hij wat met ons mee wilde drinken. Dat was lastig, omdat zijn vrouw met een naar benedenvallend autoraam van doen had, maar vooruit, omdat we zo aandrongen (nou ja, niet echt). Hij wilde ons graag behulpzaam zijn met de menukeuze. De pittige worstje, specialiteit van de streek, prees hij aan, en er kwam een schotel met gemengde hapjes, waaronder ook reepjes varkensoor. Ik probeer graag dingen uit, maar dat kauwgomachtige varkensoor kon ik niet weg krijgen. Ik vroeg om een doggybag voor de overgebleven repen varkensoor, letterlijk voor de (straat-) honden, maar dat vertelde ik er uiteraard niet bij en men knikte begripvol dat ik die lekkernijen wilde meenemen. De man vertrok ondertussen om zijn vrouw te helpen met het autoraam. Er volgde tot onze verbazing nog een schotel met eten en toen we echt waren uitgegeten kwamen opeens de man en zijn vrouw weer terug. Reuze gezellig natuurlijk, een lief stel, maar we waren al klaar met eten en hadden nog een flink stuk rijden voor de boeg. Het stel pakte de menukaart en ging eten bestellen. Er ontstond een ongemakkelijke situatie toen wij echt weg wilden en de rekening vroegen en alles bij elkaar afrekenden. Naar Roemeense begrippen een toch wel aanzienlijk bedrag. Dat wilden ze echt niet, maar we konden niet goed inschatten of ze het wel of niet konden betalen (een mecanicien en een onderwijzeres) en wilden hen niet voor het blok zetten, dus we betaalden gewoon. Hij gaf nog zijn mobiele nummer, als we ooit ergens met pech stonden, dan kwam hij meteen.
Het was een situatie die we niet goed konden plaatsen, ondanks dat we toch het land en de gewoontes best goed kennen, maar we moesten er daarna vreselijk om lachen.
Giurgeni
In Giurgeni, een dorpje in het district Ialomița, in het zuidoosten van Roemenië, verbleven we 4 dagen bij schoonfamilie van de broer van Arjan. We werden hartelijk verwelkomd door Mariana, Aurel en dochter Tatiana. Deze mensen leidden een sober en vrij hard bestaan. Ik mocht Mariana meteen door haar welhaast onroemeense directheid. Ze onderwierp Arjan aan een kruisverhoor waarom hij nog geen familie had gesticht, hoe oud was hij nou ondertussen, en keek naar mij met een blik van jij lijkt me een geschikte kandidaat voor hem.
Daarna ontstond er enige opschudding. Wat bleek, hun paard was aan het bevallen. Na een half uur mocht ik er bij om foto’s te maken, viel ik even met mijn neus in de boter! Dat ik de komende dagen geen ritje met paard en wagen kon maken omdat moeder en kind rust moesten hebben nam ik voor lief.
Tatiana leidde me rond over het erf, ze leven grotendeels van hun eigen producten. Ze hebben een varken, kippen, eenden, kalkoenen, konijnen (met kleintjes) en twee schapen die met de herder mee zijn. Van de melk maakte ze die avond schapenkaas en ik kreeg meteen de volgende morgen verse brânză. Ze hebben ook een koe gehad, maar er heerste iets besmettelijks en hun koe ging dood. Verder hebben ze twee kettinghonden en een klein hondje maatje chihuahua dat los scharrelde. de kettinghonden zijn slechts levende deurbellen en komen nooit van de ketting af. Zoiets gaat me echt aan mijn hart en ik kon het niet laten om de opmerking te maken dat dat in Nederland wordt beschouwd als wreedheid. Ik moest voor ze oppassen, zeiden ze, maar ik zat er meteen eentje te aaien tot hun stomme verbazing, drie dagen later hadden ze het er nog over hoe dat nou toch kon. Tja, dat kon omdat ik zag hoe het beestje snakte naar een beetje aandacht.
De volgende dag was een rustdag voor ons en zaten we heerlijk te lezen en te kletsen. Tatiana maakte jam van zelfgeplukte rozenblaadjes en uiteraard kregen we later een paar potjes mee. Mariana bakte cake voor ons.
Toen Aurel luzerne ging snijden voor de dieren liep ik mee en vond ik een klein kaal vogeltje dat uit het nest was gevallen. Ik liet het aan Aurel zien en die zette het op zijn knoestige hand voor een fotomoment. Daarna stopte hij het vogeltje in zijn borstzakje en gaf het later aan een van de honden. Vervolgens liet de hond het vogeljong van zich afpakken en hap-slik-weg was het vogeltje, door een eend notabene!
Er kwam een zigeunerin langs die wat kleding verkocht en ze wilde graag op de foto. Beloofde ik echt om de foto’s op te sturen? En wilde ik een Hollandse man voor haar zoeken?
’s Avonds aten we heerlijke ciorba de perișoară en vertelde Aurel over de beer die tijdens een uitje in de bergen in de cabana het trapje op klom naar het gedeelte waar de vrouwen sliepen. Liep gelukkig goed af.
Donaudelta
We reden naar Tulcea en nou eens geen superlatieven over de tocht, ik vond het een saai, want vlak, landschap. Maar de ezeltjes onderweg en de dansende kindertjes in folklore op het plein maakten veel goed.
We dachten een boottochtje te gaan maken in het gebied van de Donaudelta en er kwam een man naar ons toe die een wandeling aanbood. Dacht ik dus. En ik zei ‘nee ik kan niet goed wandelen, ik heb iets aan mijn voeten’. Hij zei ‘wat is het verschil voor je voeten of je nou in een auto zit of in een boot?’ Zo kwam ik er achter dat het woord dat wij alleen voor een wandeling gebruiken, ook gebruikt wordt voor een tochtje maken met een of ander vervoermiddel. Maar de man vroeg een erg hoog bedrag voor een tochtje in een simpele boot en later kregen we nog een veel hoger bedrag te horen, we piekerden er niet over. We besloten in Murighiol te overnachten en werden naar een aardig pensionnetje verwezen. Daar aten we vis en het was voor de eerste keer dat het eten me niet smaakte in Roemenië. En oh ja, de anti-muggengel met DEET, noodzakelijk in dit gebied, stonk, was plakkerig en smaakte vies als ik de visgraatjes uit mijn mond moest peuteren (ja zelfs na handen wassen).
De volgende ochtend kwam het bootmannetje weer terug, het weer was er niet naar om te gaan varen, de prijs was te hoog, ik zag uren varen in een simpel bootje niet zitten, kortom, Arjan zei dat we niet meegingen. Hij kwam later nog een keer terug om ons over te halen en zei dat hij de boot al had klaargemaakt. Niet ons probleem, dus het bleef nee. En Arjan hoorde hem aan de telefoon ook nog zeggen dat hij met twee toeristen het water op ging. Zulk opdringerig gedrag zijn we eigenlijk in Roemenië niet gewend, wellicht is het streekgebonden en is de invloed van de Turkse overheersing van weleer hier het sterkste merkbaar?
Nee, die hele Donaudelta konden ze van mij houden. We gingen weer naar Giurgeni. Dat voelde echt als thuiskomen. Helaas was het de volgende dag al tijd om in te pakken en terug te gaan naar Boekarest. Maar tijdens het inpakken was er een slecht bericht. Aurel had op het land een ongeluk met de tractor gehad. Zijn neef was over zijn been heengereden en hij was naar het ziekenhuis gebracht. Dat ziekenhuis lag onze route en de vrouw van de neef reed met ons mee. En daar lag die arme Aurel in het armoedig aandoende ziekenhuis met zijn been in het gips! Wat een ramp voor dit hardwerkende stel. Ik fluisterde nog tegen hem of ik een foto mocht maken, maar dat zag hij even niet zitten in deze toestand. Door deze afsluiting van de vakantie reden we een beetje bedrukt naar Boekarest. Ik vond het sowieso een nare rit over drukke wegen.
We leverden de huurauto in en hadden er 3400 kilometer mee gereden in Roemenië. Wat een prachtig land, dat mijn to-do list maar nooit leeg mag raken.
We reden naar Tulcea en nou eens geen superlatieven over de tocht, ik vond het een saai, want vlak, landschap. Maar de ezeltjes onderweg en de dansende kindertjes in folklore op het plein maakten veel goed.
We dachten een boottochtje te gaan maken in het gebied van de Donaudelta en er kwam een man naar ons toe die een wandeling aanbood. Dacht ik dus. En ik zei ‘nee ik kan niet goed wandelen, ik heb iets aan mijn voeten’. Hij zei ‘wat is het verschil voor je voeten of je nou in een auto zit of in een boot?’ Zo kwam ik er achter dat het woord dat wij alleen voor een wandeling gebruiken, ook gebruikt wordt voor een tochtje maken met een of ander vervoermiddel. Maar de man vroeg een erg hoog bedrag voor een tochtje in een simpele boot en later kregen we nog een veel hoger bedrag te horen, we piekerden er niet over. We besloten in Murighiol te overnachten en werden naar een aardig pensionnetje verwezen. Daar aten we vis en het was voor de eerste keer dat het eten me niet smaakte in Roemenië. En oh ja, de anti-muggengel met DEET, noodzakelijk in dit gebied, stonk, was plakkerig en smaakte vies als ik de visgraatjes uit mijn mond moest peuteren (ja zelfs na handen wassen).
De volgende ochtend kwam het bootmannetje weer terug, het weer was er niet naar om te gaan varen, de prijs was te hoog, ik zag uren varen in een simpel bootje niet zitten, kortom, Arjan zei dat we niet meegingen. Hij kwam later nog een keer terug om ons over te halen en zei dat hij de boot al had klaargemaakt. Niet ons probleem, dus het bleef nee. En Arjan hoorde hem aan de telefoon ook nog zeggen dat hij met twee toeristen het water op ging. Zulk opdringerig gedrag zijn we eigenlijk in Roemenië niet gewend, wellicht is het streekgebonden en is de invloed van de Turkse overheersing van weleer hier het sterkste merkbaar?
Nee, die hele Donaudelta konden ze van mij houden. We gingen weer naar Giurgeni. Dat voelde echt als thuiskomen. Helaas was het de volgende dag al tijd om in te pakken en terug te gaan naar Boekarest. Maar tijdens het inpakken was er een slecht bericht. Aurel had op het land een ongeluk met de tractor gehad. Zijn neef was over zijn been heengereden en hij was naar het ziekenhuis gebracht. Dat ziekenhuis lag onze route en de vrouw van de neef reed met ons mee. En daar lag die arme Aurel in het armoedig aandoende ziekenhuis met zijn been in het gips! Wat een ramp voor dit hardwerkende stel. Ik fluisterde nog tegen hem of ik een foto mocht maken, maar dat zag hij even niet zitten in deze toestand. Door deze afsluiting van de vakantie reden we een beetje bedrukt naar Boekarest. Ik vond het sowieso een nare rit over drukke wegen.
We leverden de huurauto in en hadden er 3400 kilometer mee gereden in Roemenië. Wat een prachtig land, dat mijn to-do list maar nooit leeg mag raken.