september 2010
De eerste dagen
Voor het eerst met de auto naar Roemenië! Toen ik Arjan opbelde en voorstelde om naar Roemenië te gaan, was zijn tegenvoorstel om met de auto te gaan. Ik zag het vooral als twee dagen afzien, met als enige hoogtepuntje de ontmoeting met een vriendin in het Paprikahotel in Hongarije. Maar het bood ons meer mogelijkheden om spullen mee te nemen, en een waterkoker kwalificeer ik daarbij als onmisbaar.
Ik vond niks aan de hele autorit, mooi Oostenrijk werd saai Oostenrijk tussen de geluidswallen, en Hongarije werd een deceptie omdat de zonnebloemen allang uitgebloeid waren.
Hoera, bij Oradea de grens over en eindelijk in Roemenië. Het was er meteen zo, ja zo wat, zo Roemeens. Lekker rommelig en heuvelachtig. We reden door naar Capușu Mic om in pension Elena te overnachten. Zouden ze ons nog herkennen? Nog sterker, ik hoorde meteen iemand mijn naam roepen, en het was een zeer hartelijk weerzien. Daarna gingen we naar het zigeunerdorpje en wederom volgde een zeer hartelijke begroeting.
De volgende ochtend kon ik me daar helemaal uitleven op de kindertjes, die graag voor de camera poseerden. Genieten!
Voor het eerst met de auto naar Roemenië! Toen ik Arjan opbelde en voorstelde om naar Roemenië te gaan, was zijn tegenvoorstel om met de auto te gaan. Ik zag het vooral als twee dagen afzien, met als enige hoogtepuntje de ontmoeting met een vriendin in het Paprikahotel in Hongarije. Maar het bood ons meer mogelijkheden om spullen mee te nemen, en een waterkoker kwalificeer ik daarbij als onmisbaar.
Ik vond niks aan de hele autorit, mooi Oostenrijk werd saai Oostenrijk tussen de geluidswallen, en Hongarije werd een deceptie omdat de zonnebloemen allang uitgebloeid waren.
Hoera, bij Oradea de grens over en eindelijk in Roemenië. Het was er meteen zo, ja zo wat, zo Roemeens. Lekker rommelig en heuvelachtig. We reden door naar Capușu Mic om in pension Elena te overnachten. Zouden ze ons nog herkennen? Nog sterker, ik hoorde meteen iemand mijn naam roepen, en het was een zeer hartelijk weerzien. Daarna gingen we naar het zigeunerdorpje en wederom volgde een zeer hartelijke begroeting.
De volgende ochtend kon ik me daar helemaal uitleven op de kindertjes, die graag voor de camera poseerden. Genieten!
Ondertussen kletste Arjan met zijn kennissen en vroeg hij of ze liever Rromi werden genoemd dan zigeuners. “Hm, RomTelecom”, rijmde Dorina. Voor haar hoefde het niet.
En daarna moesten we toch echt verder. Via Cluj reden we naar Reghin, een fijn stadje, vonden we. Los van de kleine pech met het achteruit parkeren, klein deukje in andermans auto, dat met 150 lei (ongeveer 35 euro) ter plekke werd afgedaan.
Voorbij Gheorghiu zochten we een pensionnetje. Eentje was volgeboekt met een sportdelegatie, een ander potdicht, maar onze komst was niet onopgemerkt gebleven. Er was een auto achter ons aangereden. Of we een slaapplek zochten? Hij troonde ons mee naar een spiksplinternieuw verblijf, de houtlucht zat er nog in. We namen twee kamers en hadden keuken, badkamer, alles voor ons zelf voor totaal 20 euro. Kristoff, een Hongaarstalige Roemeen, woonde zelf ergens anders en zei dat we de sleutel maar onder de deurmat moesten leggen bij vertrek.
Nadat we een hond in de tuin nog brood en kaas hadden gevoerd, vertrokken we, met een mooie tocht in het vooruitzicht. Ik mopperde op de regen, maar opeens toen we bij het meer Lacul Roșu aankwamen, brak de zon door. Dit meer, dat soms rood kleurt door ijzerhoudende stoffen, kenmerkt zich door boomstaken die in het meer rechtop staan. Begin 19e eeuw is er namelijk een hele bergwand het meer ingestort.
Na Lacul Roșu volgde een schitterend stukje weg door de kloof van Bicaz. Vervolgens reden we door naar Piatra Neamț. Leuk, ze hadden er vrij recent een kabelbaantje aangelegd, dus hop, er in en naar boven. Ik hoop dat de horeca er nog wordt uitgebreid, want die was nog wat minimaal. Gelukkig konden we er wel mici, de bekende gehaktrolletjes, krijgen.
Daarna bezochten we het nonnenklooster Agapia, waar zo’n 500 nonnen in huisjes rondom het klooster wonen.
We reden door naar Targu Neamț en werden aangehouden door de politie. Verdorie, dit was nou al de tweede keer sinds deze reis, het is toch echt anders om in een auto met Nederlands kenteken te rijden. We hadden zogenaamd te hard gereden, maar we lieten duidelijk blijken de taal en de wet te kennen, en kwamen er uiteindelijk vanaf met een officiële waarschuwing. Het was ze geraden ook!
Uit een reisgidsje had ik een hoteltip gehaald, maar hotel Arcașului werd net verbouwd en kon ons geen onderdak bieden. We maakten een leuk kletspraatje met een personeelslid en hij verwees ons naar hotel Doina. Al net zo’n communistisch betonnen bouwwerkje als Arcașului. Ze hadden er een kamer met jacuzzi voor een gereduceerde septemberprijs. Wow, dat was zwaar genieten voor mij! Arjan besteedde liever zijn tijd aan de festiviteiten van de dagen van de Stad, er waren kraampjes en wat optredens, en hij had er naar eigen zeggen van genoten.
De volgende dag kwam de regen met bakken uit de hemel. Ondanks dat togen we toch maar naar het klooster van Neamț en het was zeer de moeite waard. Mijn reisgidsje sprak over vreemdelingenhaat (vanuit de monniken), niks van gemerkt, in tegendeel. Een groep verstandelijk gehandicapten vonden ons ook heel erg leuk, en er kwam een jongen ‘bye bye’ op me oefenen.
Uit een reisgidsje had ik een hoteltip gehaald, maar hotel Arcașului werd net verbouwd en kon ons geen onderdak bieden. We maakten een leuk kletspraatje met een personeelslid en hij verwees ons naar hotel Doina. Al net zo’n communistisch betonnen bouwwerkje als Arcașului. Ze hadden er een kamer met jacuzzi voor een gereduceerde septemberprijs. Wow, dat was zwaar genieten voor mij! Arjan besteedde liever zijn tijd aan de festiviteiten van de dagen van de Stad, er waren kraampjes en wat optredens, en hij had er naar eigen zeggen van genoten.
De volgende dag kwam de regen met bakken uit de hemel. Ondanks dat togen we toch maar naar het klooster van Neamț en het was zeer de moeite waard. Mijn reisgidsje sprak over vreemdelingenhaat (vanuit de monniken), niks van gemerkt, in tegendeel. Een groep verstandelijk gehandicapten vonden ons ook heel erg leuk, en er kwam een jongen ‘bye bye’ op me oefenen.
De kleine vondelinge
Na het kloosterbezoek aten we wat op het terras van Hanul Ursului en hoorde ik opeens puppygepiep. Arjan dacht eerst dat hij een vogeltje hoorde. En toen vond ik een pup van een week of zes, zeven. Arjan dacht eerst dat ik een poesje had gevonden. Het ding was helemaal natgeregend en tot mijn verbazing niet bang of achterdochtig van mensen. Liet zich meteen oppakken en droogde op op mijn schoot en at een beetje kaas en room. Een ober vertelde dat het hondje geen eigenaar had, was bij het restaurant gedumpt. “Zo gaat dat bij ons”, zei hij schouderophalend. Na een half uur kon ik onmogelijk het hondje nog daar achter laten. Er ging van alles en nog wat door me heen, wilde zelf geen tweede hond, en stelde me tot doel om tijdens onze reis een goede eigenaar te gaan zoeken in Roemenië, desnoods een heel goed asiel.
We zochten een dierenarts, kwamen uiteindelijk in een piepklein dierenwinkeltje, waar ook nog een dierenartsenpraktijk, ter grootte van een bezemkast, was gevestigd. Er werkte een heel lief artsenechtpaar, en het was nog spotgoedkoop ook om haar (een teefje) te chippen, te vaccineren, van een paspoort te voorzien, en de hele rataplan. Ze gaven ons de tip om haar Molda te noemen, naar de streek Moldova. Dat vonden we een leuke suggestie, en er bleek ook nog een legende aan een hondje Molda gekoppeld te zijn. We kochten een tas en een mandje en smokkelden haar hotel Doina in en uit. Als ze wat piepte als ik door de lobby liep, dan ging ik maar even wat neuriën om het te overstemmen. Later viel trouwens haar gepiep niet meer te overstemmen hoor. Moesten we het vragen of we haar mee naar binnen mochten nemen. We hielden haar in een kattenkenneltje als we binnen waren, want ze was natuurlijk nog niet zindelijk.
En het idiote, zodra Roemenen zien dat er toeristen met een hondje aan de lijn lopen, komt iedereen op je af, oh wat schattig, wat voor ras is het, enzo. En dan zeg ik dat ze gewoon worden gedumpt, en dus overal 'te krijgen zijn'.
Na enkele dagen vroeg Arjan me of ik dacht dat hij een goed hondenbaasje voor Molda zou zijn, hij wilde haar zelf houden. Stel je voor, nooit een hond gehad en hij was vroeger doodsbang voor honden, was ooit gebeten als kind. En uiteindelijk heeft hij de hond meegenomen naar Zutphen, ze is het mooiste souvenir van de hele vakantie. Ik vind het altijd zo stom als mensen uit impuls een hond mee terug nemen van vakantie, en nou trapte ik er zelf ook in, zodra ze op mijn schoot zat kon ik haar niet meer achterlaten. Maar als ze al schuw voor mensen was geweest had ik het niet gedaan. Deze pup was nog niet verknoeid en zag er gezond en doorvoed uit, ik pluk echt niet alles van de straat af, dan zou ik er in Roemenië een dagtaak aan hebben. Deze was gewoon voorbestemd op een leven in Nederland. “Wat heeft ze een geluk”, riep iedereen ons toe.
Voordeel was dat we deze keer met de auto waren en het vervoer naar Nederland dus eenvoudig was. En mocht iemand in Nederland beginnen over dat je niet zo maar een hond uit het buitenland mee moet nemen (inderdaad, niet zo maar!), omdat ze doorgaans slecht gesocialiseerd zijn (is soms ook zo), dan is het goede nieuws dat deze een zeer grondige socialisatie heeft gekregen vanaf zes weken, we sleepten haar immers overal mee naar toe de verdere twee en een halve week.
Bezoek aan Cătălin
Uiteraard kon een bezoek aan Cătălin, de gevangene met wie ik al bijna 6 jaar schrijf, niet achterwege blijven. (Zie verslag van mei 2010 als je de details nog niet kent). Zijn moeder was uit Duitsland overgekomen voor een maand en verbleef in Iasi bij familie. We konden daar logeren en werden hartelijk welkom geheten door zijn moeder Elena, zijn tante, zwager en twee van hun drie kinderen. Molda stal meteen hun hart en werd helemaal fijngeknuffeld. De zwager had zelf een zwarte herdershond in de tuin zitten, en neef Cezar had op zijn eigen terrein twee Duitse herders rondlopen, waar hij gek mee was. De honden waren echter ook ter bewaking van zijn kwartelfokkerij. Hij toonde ons een grote doos met kwarteleitjes. We hebben een enorm gezellige avond gehad, veel gelachen, en heerlijke wijn gedronken.
De volgende dag ging ik op een verrassingsbezoek bij de moeder van Carmen. Carmen had ik leren kennen in Haarlem, en nadat ze naar Amerika was verhuisd, heb ik wat spullen van haar naar Roemenië verstuurd. Kort daarna hoorde ik dat haar moeder door een auto was aangereden en in het ziekenhuis lag, en dat de dokter was omgekocht om te liegen over de ernst van de aard van haar verwondingen in verband met een schadeclaim tegen de dader. Toen bleek dat de moeder van Carmen zo ongeveer om de hoek woonde bij de familie van Cătălin, besloot ik haar even gedag te zeggen. Na van de verrassing te zijn bekomen, moest ik meteen gaan zitten en koffie drinken. En Carmen werd gewekt (het was daar in Amerika half zes in de ochtend) om via Skype met me te praten. Arjan en de moeder van Cătălin kwamen ook naar boven in het appartement, want door de koffie ging het toch wel langer duren dan ik in gedachten had. In Roemenië ‘even snel ergens langs gaan’ bestaat niet! Carmens’ moeder bleef zich uitputten in verontschuldigingen dat ze in haar nachthemd op een provisorisch bed lag op de bank, maar dat vond niemand erg, zeker niet gezien haar situatie.
Vanuit Iasi reden we door naar Vaslui. Na de eerste dagen van druilerig weer, was het heerlijk nazomerweer geworden, en genoten we van een wandelingetje in het park en een kop koffie op een terras.
De afspraak met Cătălin in de gevangenis stond om drie uur geprogrammeerd. Voorheen waren we gewoon aan de poort verschenen, nu moest het allemaal via een afspraak. Er waren meer procedures aangescherpt, dit had te maken met teveel drugsproblemen, zo begreep ik. Vorige keer zaten we alleen in de bezoekersruimte met Cătălin, nu op een kluitje met andere gevangenen en hun bezoek. Ik denk dat daarom Cătălin liever Engels met ons praatte, dan konden anderen het nauwelijks verstaan. Cătălin wist pas heel kort voor ons bezoek dat we er waren. Hij wist wel dat we zouden komen, maar op welk moment de afspraak stond geprogrammeerd, wist hij niet. “dat hoeven ze ons niet van te voren mede te delen” zei hij. Hij was zichtbaar geëmotioneerd dat we er weer waren.
Operatie Geit
We logeren twee nachten bij de ouders van de kennis van Cătălin, op het platteland, net buiten Vaslui. Wat werden we er in de watten gelegd met heerlijk eten uit hun eigen tuin. Ik kon er zo fijn op de schommelbank zitten, en werd als een prinsesje toegedekt met een deken als er ook maar enigszins een vermoeden bestond dat ik het koud zou kunnen krijgen. Roemenen zijn trouwens over het algemeen erg bang voor kou, kinderen hebben allemaal mutsjes op, zelfs met mooi weer. Echt waar, ik zag een meisje met 3 mutsjes over elkaar, terwijl het buiten tegen de twintig graden was.
Arjan had zich helaas die nacht niet zo lekker gevoeld, moest overgeven en had last van diarree gehad. Ze hadden wel een pilletje voor hem om het te stoppen. Ondanks dat de zondag een rustdag behoort te zijn, vroegen we toch of er een wasje gedaan kon worden, en gezien de ‘noodsituatie’ was dat prima. En verder hielden we rust. Ik lezend op de schommelbank, Arjan achter de computer, Molda rondscharrelend op het erf, af en toe een plof van een vallend appeltje uit de boom, life doesn’t get any better than this!
Toen Arjan weer wat leek te zijn opgeknapt, stelde ik voor om een autoritje in de omgeving te gaan maken. Ik had het idee opgevat om een geit te gaan kopen voor de familie, die wilden ze graag hebben (ik had gevraagd of ze zelf kaas maken), maar konden ze niet betalen van hun pensioentje. Een geit zou 50 euro moeten kosten, net zoveel als we in een pension voor twee overnachtingen zouden betalen, dus waarom niet op die manier iets voor ze terug doen. De vader van onze kennis vroeg of hij met ons mee mocht. Ik wilde de geit als verrassing geven, dus het was niet handig om hem mee te nemen, maar weigeren was ook zo bot. Arjan begon toch over een geit, en toen ontstond er een soort klucht, waarbij hij dacht dat we een geit wilden gaan schieten! Hij waarschuwde ons dat dat verboden was, we zouden in de gevangenis komen, hoor! Gezellig naast Cătălin, dacht ik nog.
En op het moment van vertrek werd er opeens een lunch opgediend. Ach, een bordje overheerlijke groentesoep ging er wel in, maar tot onze schrik werd er nog een gang opgediend. Ik wilde toch écht vertrekken en géén bord warm eten naar binnen werken, hoe heerlijk ik die kippenlevertjes ook vond, en we lieten het staan. Hoewel ik me uitputte in excuses, voelde ik me een slechte gast. Het blijft lastig, ze bieden je wat aan, ook al zeg je dat je iets niet wil, koffie of alcohol, dan zetten ze het toch voor je neer. En nee, ik drink echt geen sterke drank om 11 uur ’s ochtends. Ik raak er al aangewend dat ik gewoon alles laat staan wat ze toch voor me neerzetten.
Goed, met enige vertraging vertrokken we toch, op zoek naar een geit. Al snel troffen we een herder met een kudde geiten en schapen aan, maar hij was van het schichtige soort en liep van ons weg. Toen ik hem toch uiteindelijk kon vragen of we een geitje konden kopen, haalde hij de schouders op. Niet bij hem, en hij wist ook niet waar dan wel. Daarna kwamen we helemaal geen geiten meer tegen. We kwamen wel een kermis tegen, we snoven de geur op van ouderwets plattelandsvermaak, en verbaasden ons over de vele kraampjes met bontmutsen en bontmantels. Arjan kocht een muts die hem niet stond, en ik kocht niet de muts die me wel stond.
Ondertussen was het me opgevallen dat Arjan een wat suffe en verwarde indruk maakte. Het begon ons te dagen dat het pilletje dat hij had gekregen tegen de maag- en darmklachten misschien een neveneffect had. Achteraf vond hij dat hij gewoon spaced out was. Voor de zekerheid reed ik terug naar huis.
Goed, we konden Operatie Geit als mislukt beschouwen. Bij thuiskomst vroeg de vader of we nog een geit hadden geschoten. Nee, de wapenwinkel was dicht, zeiden we. We hadden inderdaad een dichte wapenwinkel gezien, niet dat we wat hadden willen kopen, maar het maakte de verwarring compleet.
Toen zijn zoon thuis kwam, nam ik hem in vertrouwen, gaf hem het geld met het verzoek een geit voor zijn ouders te kopen, en deze als verrassing aan hen te geven. De verrassing lekte echter in zijn geheel uit, hij had aan hen moeten vragen waar en wanneer de lokale veemarkt zou plaatsvinden.
’S avonds werden er twee kippen geslacht, en het klinkt stom, maar het was voor het eerst dat ik dat zo voor me zag, de kipfiletjes komen doorgaans schoongemaakt en verpakt tot mij.
De volgende ochtend was het tijd voor vertrek. De vader van onze kennis gaf ons nog wat tips, we moesten de staart en oren van ons hondje afknippen, en een heet strijkijzer op zijn neusje zetten, dat zou de weerstand verbeteren. Jemig, dat mensen nog in die onzin geloven! Ik heb ze trouwens gezien hoor, honden met een brandwond op de neus. En de hond niet los in de auto laten lopen, werd er nog aan toegevoegd, hij zou onder het pedaal kunnen komen.
Ik had zo genoten van de zacusca (een dikke saus, zeg maar een soort tapenade) en wilde graag een potje voor mijn moeder meenemen. Oeps, te vroeg voor mijn beurt gesproken, uiteraard kregen we potten zacusca mee, en ook ingemaakte pruimen en een flesje țuica. Daarnaast gaf ze twee spuuglelijke kussentjes mee (plus vlek volgens Arjan). Die kussentjes gingen in het doorgeefsysteem. Maar ze kwam ook aan met een hemd dat nog van haar overleden vader was geweest, omdat ze had begrepen dat ik traditionele kleding zocht voor goede vriend Mihai, die in Nederland op de markt wilde gaan staan met Roemeense producten, en ik vond dat hij meer aandacht zou trekken in iets folkloristisch. Dat ze me dat hemd gaf, ontroerde me welhaast tot tranen.
Toen we uiteindelijk al later dan gepland wilden vertrekken, stond er opeens een pan soep op tafel, iets met noedelballetjes, speciaal voor ons gemaakt omdat ik het nog nooit had gegeten en Arjan het zo lekker vond. Na de soep vreesde ik nog een gerecht, we zouden nooit meer wegkomen, en we hadden nog een flink stuk rijden voor de boeg naar een volgend adres. De borden gingen op tafel, werden voor ons volgeschept, ze trokken aan onze mouwen, en benadrukten hoe onbeleefd het was dat we weigerden, maar we gingen echt. Help, ik zoek een land met een weinig gastvrijheid!
Giurgeni
We zakten af richting het gebied van de Donaudelta via de grens met Republiek Moldavië. Hier was voor ons gevoel veel meer armoede dan waar dan ook in Roemenië. We wilden ook even aan de andere kant van de grens kijken, gewoon voor het idee om er geweest te zijn, maar Arjan kon met zijn ID-kaart de grens buiten de EU niet over. We vervolgden onze weg in Roemenië en we werden even later nog door een auto van de grenspolitie aangehouden, wellicht controleren ze op smokkelwaar en ook op gestolen auto’s, maar alles was in orde en we mochten verder rijden.
We reden door Galați en Brăila, deze steden spraken me maar matig aan. In Galați vond ik de wegen van erbarmelijke staat, had de burgemeester het EU-potje voor infrastructuur wel gevonden, en zo ja, op de juiste wijze aangewend?
Tijdens een sanitaire stop in een gehucht, raakten we op een terrasje aan de praat met een gepensioneerde wiskundeleraar en een werkloze, straatarme dronkenlap. Met zijn schaarse geld kocht hij een reep chocola voor mij. Zo schattig! Toen Arjan even weg was, begon de wiskundeleraar te vertellen hoe mooi ik was, er aan toevoegend “hij wordt toch niet boos, he?”. Nee, nee, want hij wist al dat we als broer en zus rondreisden, nou ja, als halfbroer en zus, voor de mensen die ons niet echt op elkaar vinden lijken!
Na Brăila bleek het stuk naar Giurgeni een brug te ver en zochten we een slaapplaats. Niet eenvoudig in deze streek zonder toerisme. Uiteindelijk vonden we een restaurant naast de dierentuin van Brăila, en bleken ze er enkele cabana’s op een minicamping te hebben. Het waren zeer komische Hans en Grietje huisjes en we namen er ieder een. Arjan kreeg huisjesbezoek van een nieuwsgierige jongen met de mooie naam Armand.
Die nacht hoorde ik steeds het brullen van de leeuwen en schudde mijn huisje heen en weer als er een vrachtwagen langskwam. En er kwam heel wat langs op deze doorgaande route. Kortom, het had wel wat!
De volgende ochtend deed ik het deurtje van het huisje open en zaten twee jonge lapjespoesjes me aan te kijken. Maar daarna kreeg ik het deurtje niet op slot met het bijbehorende hangslotje. Er kwam een vrouwtje op me af met veel haar op haar kin, dat daar wat aan het vegen was, en zei tegen me dat ze wel even op mijn spullen zou passen als ik haar wat geld gaf. Sodemieter op zeg, we hebben al voor het verblijf betaald, en daarnaast vertrouwde ik haar direct echt voor geen meter. Ik haalde ergens een ander slotje van een deurtje af, en iedere keer dook het heksje weer achter mijn rug op, om te kijken wat ik aan het doen was. Ik kreeg de kriebels van haar.
Daarna hadden we moeite om de juiste uitvalsweg te vinden om uit Brăila te geraken, en deed Molda opeens een plas op mijn schoot (ik vermoedde een blaasontsteking) en moest ik me bij een benzinepomp gaan verschonen. Ik heb betere dagen gehad.
We namen een binnenweg die ons was afgeraden, we zouden de auto helemaal aan gort rijden, maar er lag zowaar een mooie laag asfalt op de weg. Blij dat we toch het advies in de wind hadden geslagen.
Bij een Magazin Mixt dronken we een koffie, sloegen wat boodschappen in, en bewonderden de Duitse Herders van de eigenaar. Waren we hier al eerder geweest, werd ons gevraagd. Nee, maar later bleek dat de broer van Arjan er een keer was geweest.
De route ging verder over een dijk, en aan de hand van een strook plastic afval konden we zien hoe gevaarlijk hoog het water enkele maanden heeft gestaan.
Het gebied was spuuglelijk, dit vind ik de meest vreselijke streek die er is. Woonde de familie van de vrouw van de broer van Arjan maar ergens anders!
Na het kloosterbezoek aten we wat op het terras van Hanul Ursului en hoorde ik opeens puppygepiep. Arjan dacht eerst dat hij een vogeltje hoorde. En toen vond ik een pup van een week of zes, zeven. Arjan dacht eerst dat ik een poesje had gevonden. Het ding was helemaal natgeregend en tot mijn verbazing niet bang of achterdochtig van mensen. Liet zich meteen oppakken en droogde op op mijn schoot en at een beetje kaas en room. Een ober vertelde dat het hondje geen eigenaar had, was bij het restaurant gedumpt. “Zo gaat dat bij ons”, zei hij schouderophalend. Na een half uur kon ik onmogelijk het hondje nog daar achter laten. Er ging van alles en nog wat door me heen, wilde zelf geen tweede hond, en stelde me tot doel om tijdens onze reis een goede eigenaar te gaan zoeken in Roemenië, desnoods een heel goed asiel.
We zochten een dierenarts, kwamen uiteindelijk in een piepklein dierenwinkeltje, waar ook nog een dierenartsenpraktijk, ter grootte van een bezemkast, was gevestigd. Er werkte een heel lief artsenechtpaar, en het was nog spotgoedkoop ook om haar (een teefje) te chippen, te vaccineren, van een paspoort te voorzien, en de hele rataplan. Ze gaven ons de tip om haar Molda te noemen, naar de streek Moldova. Dat vonden we een leuke suggestie, en er bleek ook nog een legende aan een hondje Molda gekoppeld te zijn. We kochten een tas en een mandje en smokkelden haar hotel Doina in en uit. Als ze wat piepte als ik door de lobby liep, dan ging ik maar even wat neuriën om het te overstemmen. Later viel trouwens haar gepiep niet meer te overstemmen hoor. Moesten we het vragen of we haar mee naar binnen mochten nemen. We hielden haar in een kattenkenneltje als we binnen waren, want ze was natuurlijk nog niet zindelijk.
En het idiote, zodra Roemenen zien dat er toeristen met een hondje aan de lijn lopen, komt iedereen op je af, oh wat schattig, wat voor ras is het, enzo. En dan zeg ik dat ze gewoon worden gedumpt, en dus overal 'te krijgen zijn'.
Na enkele dagen vroeg Arjan me of ik dacht dat hij een goed hondenbaasje voor Molda zou zijn, hij wilde haar zelf houden. Stel je voor, nooit een hond gehad en hij was vroeger doodsbang voor honden, was ooit gebeten als kind. En uiteindelijk heeft hij de hond meegenomen naar Zutphen, ze is het mooiste souvenir van de hele vakantie. Ik vind het altijd zo stom als mensen uit impuls een hond mee terug nemen van vakantie, en nou trapte ik er zelf ook in, zodra ze op mijn schoot zat kon ik haar niet meer achterlaten. Maar als ze al schuw voor mensen was geweest had ik het niet gedaan. Deze pup was nog niet verknoeid en zag er gezond en doorvoed uit, ik pluk echt niet alles van de straat af, dan zou ik er in Roemenië een dagtaak aan hebben. Deze was gewoon voorbestemd op een leven in Nederland. “Wat heeft ze een geluk”, riep iedereen ons toe.
Voordeel was dat we deze keer met de auto waren en het vervoer naar Nederland dus eenvoudig was. En mocht iemand in Nederland beginnen over dat je niet zo maar een hond uit het buitenland mee moet nemen (inderdaad, niet zo maar!), omdat ze doorgaans slecht gesocialiseerd zijn (is soms ook zo), dan is het goede nieuws dat deze een zeer grondige socialisatie heeft gekregen vanaf zes weken, we sleepten haar immers overal mee naar toe de verdere twee en een halve week.
Bezoek aan Cătălin
Uiteraard kon een bezoek aan Cătălin, de gevangene met wie ik al bijna 6 jaar schrijf, niet achterwege blijven. (Zie verslag van mei 2010 als je de details nog niet kent). Zijn moeder was uit Duitsland overgekomen voor een maand en verbleef in Iasi bij familie. We konden daar logeren en werden hartelijk welkom geheten door zijn moeder Elena, zijn tante, zwager en twee van hun drie kinderen. Molda stal meteen hun hart en werd helemaal fijngeknuffeld. De zwager had zelf een zwarte herdershond in de tuin zitten, en neef Cezar had op zijn eigen terrein twee Duitse herders rondlopen, waar hij gek mee was. De honden waren echter ook ter bewaking van zijn kwartelfokkerij. Hij toonde ons een grote doos met kwarteleitjes. We hebben een enorm gezellige avond gehad, veel gelachen, en heerlijke wijn gedronken.
De volgende dag ging ik op een verrassingsbezoek bij de moeder van Carmen. Carmen had ik leren kennen in Haarlem, en nadat ze naar Amerika was verhuisd, heb ik wat spullen van haar naar Roemenië verstuurd. Kort daarna hoorde ik dat haar moeder door een auto was aangereden en in het ziekenhuis lag, en dat de dokter was omgekocht om te liegen over de ernst van de aard van haar verwondingen in verband met een schadeclaim tegen de dader. Toen bleek dat de moeder van Carmen zo ongeveer om de hoek woonde bij de familie van Cătălin, besloot ik haar even gedag te zeggen. Na van de verrassing te zijn bekomen, moest ik meteen gaan zitten en koffie drinken. En Carmen werd gewekt (het was daar in Amerika half zes in de ochtend) om via Skype met me te praten. Arjan en de moeder van Cătălin kwamen ook naar boven in het appartement, want door de koffie ging het toch wel langer duren dan ik in gedachten had. In Roemenië ‘even snel ergens langs gaan’ bestaat niet! Carmens’ moeder bleef zich uitputten in verontschuldigingen dat ze in haar nachthemd op een provisorisch bed lag op de bank, maar dat vond niemand erg, zeker niet gezien haar situatie.
Vanuit Iasi reden we door naar Vaslui. Na de eerste dagen van druilerig weer, was het heerlijk nazomerweer geworden, en genoten we van een wandelingetje in het park en een kop koffie op een terras.
De afspraak met Cătălin in de gevangenis stond om drie uur geprogrammeerd. Voorheen waren we gewoon aan de poort verschenen, nu moest het allemaal via een afspraak. Er waren meer procedures aangescherpt, dit had te maken met teveel drugsproblemen, zo begreep ik. Vorige keer zaten we alleen in de bezoekersruimte met Cătălin, nu op een kluitje met andere gevangenen en hun bezoek. Ik denk dat daarom Cătălin liever Engels met ons praatte, dan konden anderen het nauwelijks verstaan. Cătălin wist pas heel kort voor ons bezoek dat we er waren. Hij wist wel dat we zouden komen, maar op welk moment de afspraak stond geprogrammeerd, wist hij niet. “dat hoeven ze ons niet van te voren mede te delen” zei hij. Hij was zichtbaar geëmotioneerd dat we er weer waren.
Operatie Geit
We logeren twee nachten bij de ouders van de kennis van Cătălin, op het platteland, net buiten Vaslui. Wat werden we er in de watten gelegd met heerlijk eten uit hun eigen tuin. Ik kon er zo fijn op de schommelbank zitten, en werd als een prinsesje toegedekt met een deken als er ook maar enigszins een vermoeden bestond dat ik het koud zou kunnen krijgen. Roemenen zijn trouwens over het algemeen erg bang voor kou, kinderen hebben allemaal mutsjes op, zelfs met mooi weer. Echt waar, ik zag een meisje met 3 mutsjes over elkaar, terwijl het buiten tegen de twintig graden was.
Arjan had zich helaas die nacht niet zo lekker gevoeld, moest overgeven en had last van diarree gehad. Ze hadden wel een pilletje voor hem om het te stoppen. Ondanks dat de zondag een rustdag behoort te zijn, vroegen we toch of er een wasje gedaan kon worden, en gezien de ‘noodsituatie’ was dat prima. En verder hielden we rust. Ik lezend op de schommelbank, Arjan achter de computer, Molda rondscharrelend op het erf, af en toe een plof van een vallend appeltje uit de boom, life doesn’t get any better than this!
Toen Arjan weer wat leek te zijn opgeknapt, stelde ik voor om een autoritje in de omgeving te gaan maken. Ik had het idee opgevat om een geit te gaan kopen voor de familie, die wilden ze graag hebben (ik had gevraagd of ze zelf kaas maken), maar konden ze niet betalen van hun pensioentje. Een geit zou 50 euro moeten kosten, net zoveel als we in een pension voor twee overnachtingen zouden betalen, dus waarom niet op die manier iets voor ze terug doen. De vader van onze kennis vroeg of hij met ons mee mocht. Ik wilde de geit als verrassing geven, dus het was niet handig om hem mee te nemen, maar weigeren was ook zo bot. Arjan begon toch over een geit, en toen ontstond er een soort klucht, waarbij hij dacht dat we een geit wilden gaan schieten! Hij waarschuwde ons dat dat verboden was, we zouden in de gevangenis komen, hoor! Gezellig naast Cătălin, dacht ik nog.
En op het moment van vertrek werd er opeens een lunch opgediend. Ach, een bordje overheerlijke groentesoep ging er wel in, maar tot onze schrik werd er nog een gang opgediend. Ik wilde toch écht vertrekken en géén bord warm eten naar binnen werken, hoe heerlijk ik die kippenlevertjes ook vond, en we lieten het staan. Hoewel ik me uitputte in excuses, voelde ik me een slechte gast. Het blijft lastig, ze bieden je wat aan, ook al zeg je dat je iets niet wil, koffie of alcohol, dan zetten ze het toch voor je neer. En nee, ik drink echt geen sterke drank om 11 uur ’s ochtends. Ik raak er al aangewend dat ik gewoon alles laat staan wat ze toch voor me neerzetten.
Goed, met enige vertraging vertrokken we toch, op zoek naar een geit. Al snel troffen we een herder met een kudde geiten en schapen aan, maar hij was van het schichtige soort en liep van ons weg. Toen ik hem toch uiteindelijk kon vragen of we een geitje konden kopen, haalde hij de schouders op. Niet bij hem, en hij wist ook niet waar dan wel. Daarna kwamen we helemaal geen geiten meer tegen. We kwamen wel een kermis tegen, we snoven de geur op van ouderwets plattelandsvermaak, en verbaasden ons over de vele kraampjes met bontmutsen en bontmantels. Arjan kocht een muts die hem niet stond, en ik kocht niet de muts die me wel stond.
Ondertussen was het me opgevallen dat Arjan een wat suffe en verwarde indruk maakte. Het begon ons te dagen dat het pilletje dat hij had gekregen tegen de maag- en darmklachten misschien een neveneffect had. Achteraf vond hij dat hij gewoon spaced out was. Voor de zekerheid reed ik terug naar huis.
Goed, we konden Operatie Geit als mislukt beschouwen. Bij thuiskomst vroeg de vader of we nog een geit hadden geschoten. Nee, de wapenwinkel was dicht, zeiden we. We hadden inderdaad een dichte wapenwinkel gezien, niet dat we wat hadden willen kopen, maar het maakte de verwarring compleet.
Toen zijn zoon thuis kwam, nam ik hem in vertrouwen, gaf hem het geld met het verzoek een geit voor zijn ouders te kopen, en deze als verrassing aan hen te geven. De verrassing lekte echter in zijn geheel uit, hij had aan hen moeten vragen waar en wanneer de lokale veemarkt zou plaatsvinden.
’S avonds werden er twee kippen geslacht, en het klinkt stom, maar het was voor het eerst dat ik dat zo voor me zag, de kipfiletjes komen doorgaans schoongemaakt en verpakt tot mij.
De volgende ochtend was het tijd voor vertrek. De vader van onze kennis gaf ons nog wat tips, we moesten de staart en oren van ons hondje afknippen, en een heet strijkijzer op zijn neusje zetten, dat zou de weerstand verbeteren. Jemig, dat mensen nog in die onzin geloven! Ik heb ze trouwens gezien hoor, honden met een brandwond op de neus. En de hond niet los in de auto laten lopen, werd er nog aan toegevoegd, hij zou onder het pedaal kunnen komen.
Ik had zo genoten van de zacusca (een dikke saus, zeg maar een soort tapenade) en wilde graag een potje voor mijn moeder meenemen. Oeps, te vroeg voor mijn beurt gesproken, uiteraard kregen we potten zacusca mee, en ook ingemaakte pruimen en een flesje țuica. Daarnaast gaf ze twee spuuglelijke kussentjes mee (plus vlek volgens Arjan). Die kussentjes gingen in het doorgeefsysteem. Maar ze kwam ook aan met een hemd dat nog van haar overleden vader was geweest, omdat ze had begrepen dat ik traditionele kleding zocht voor goede vriend Mihai, die in Nederland op de markt wilde gaan staan met Roemeense producten, en ik vond dat hij meer aandacht zou trekken in iets folkloristisch. Dat ze me dat hemd gaf, ontroerde me welhaast tot tranen.
Toen we uiteindelijk al later dan gepland wilden vertrekken, stond er opeens een pan soep op tafel, iets met noedelballetjes, speciaal voor ons gemaakt omdat ik het nog nooit had gegeten en Arjan het zo lekker vond. Na de soep vreesde ik nog een gerecht, we zouden nooit meer wegkomen, en we hadden nog een flink stuk rijden voor de boeg naar een volgend adres. De borden gingen op tafel, werden voor ons volgeschept, ze trokken aan onze mouwen, en benadrukten hoe onbeleefd het was dat we weigerden, maar we gingen echt. Help, ik zoek een land met een weinig gastvrijheid!
Giurgeni
We zakten af richting het gebied van de Donaudelta via de grens met Republiek Moldavië. Hier was voor ons gevoel veel meer armoede dan waar dan ook in Roemenië. We wilden ook even aan de andere kant van de grens kijken, gewoon voor het idee om er geweest te zijn, maar Arjan kon met zijn ID-kaart de grens buiten de EU niet over. We vervolgden onze weg in Roemenië en we werden even later nog door een auto van de grenspolitie aangehouden, wellicht controleren ze op smokkelwaar en ook op gestolen auto’s, maar alles was in orde en we mochten verder rijden.
We reden door Galați en Brăila, deze steden spraken me maar matig aan. In Galați vond ik de wegen van erbarmelijke staat, had de burgemeester het EU-potje voor infrastructuur wel gevonden, en zo ja, op de juiste wijze aangewend?
Tijdens een sanitaire stop in een gehucht, raakten we op een terrasje aan de praat met een gepensioneerde wiskundeleraar en een werkloze, straatarme dronkenlap. Met zijn schaarse geld kocht hij een reep chocola voor mij. Zo schattig! Toen Arjan even weg was, begon de wiskundeleraar te vertellen hoe mooi ik was, er aan toevoegend “hij wordt toch niet boos, he?”. Nee, nee, want hij wist al dat we als broer en zus rondreisden, nou ja, als halfbroer en zus, voor de mensen die ons niet echt op elkaar vinden lijken!
Na Brăila bleek het stuk naar Giurgeni een brug te ver en zochten we een slaapplaats. Niet eenvoudig in deze streek zonder toerisme. Uiteindelijk vonden we een restaurant naast de dierentuin van Brăila, en bleken ze er enkele cabana’s op een minicamping te hebben. Het waren zeer komische Hans en Grietje huisjes en we namen er ieder een. Arjan kreeg huisjesbezoek van een nieuwsgierige jongen met de mooie naam Armand.
Die nacht hoorde ik steeds het brullen van de leeuwen en schudde mijn huisje heen en weer als er een vrachtwagen langskwam. En er kwam heel wat langs op deze doorgaande route. Kortom, het had wel wat!
De volgende ochtend deed ik het deurtje van het huisje open en zaten twee jonge lapjespoesjes me aan te kijken. Maar daarna kreeg ik het deurtje niet op slot met het bijbehorende hangslotje. Er kwam een vrouwtje op me af met veel haar op haar kin, dat daar wat aan het vegen was, en zei tegen me dat ze wel even op mijn spullen zou passen als ik haar wat geld gaf. Sodemieter op zeg, we hebben al voor het verblijf betaald, en daarnaast vertrouwde ik haar direct echt voor geen meter. Ik haalde ergens een ander slotje van een deurtje af, en iedere keer dook het heksje weer achter mijn rug op, om te kijken wat ik aan het doen was. Ik kreeg de kriebels van haar.
Daarna hadden we moeite om de juiste uitvalsweg te vinden om uit Brăila te geraken, en deed Molda opeens een plas op mijn schoot (ik vermoedde een blaasontsteking) en moest ik me bij een benzinepomp gaan verschonen. Ik heb betere dagen gehad.
We namen een binnenweg die ons was afgeraden, we zouden de auto helemaal aan gort rijden, maar er lag zowaar een mooie laag asfalt op de weg. Blij dat we toch het advies in de wind hadden geslagen.
Bij een Magazin Mixt dronken we een koffie, sloegen wat boodschappen in, en bewonderden de Duitse Herders van de eigenaar. Waren we hier al eerder geweest, werd ons gevraagd. Nee, maar later bleek dat de broer van Arjan er een keer was geweest.
De route ging verder over een dijk, en aan de hand van een strook plastic afval konden we zien hoe gevaarlijk hoog het water enkele maanden heeft gestaan.
Het gebied was spuuglelijk, dit vind ik de meest vreselijke streek die er is. Woonde de familie van de vrouw van de broer van Arjan maar ergens anders!
Bij aankomst in Giurgeni was Aurel op het erf bezig met het stoken van țuica, wat leuk om dat proces te aanschouwen! Aurel holde van de keuken naar het erf heen en weer, om een lunch voor ons te maken en om door te gaan met het stookproces. Arjan kreeg een glaasje warme țuica te drinken, nou ja, ik in eerste instantie ook, maar gatver, wat is dat spul smerig!
Mariana kwam even later terug van de tandarts, er was een kies getrokken en ze zou er nog dagen last van hebben. Ondanks haar narigheid was de keuken weer haar domein en ontbrak het ons aan niets.
Ik vroeg haar of ze mijn ondergeplaste broek wilde wassen. Eerst werd er water gekookt door middel van de houtgestookte buitenoven en daarna werd de broek op de hand gewassen. Ik vroeg wat het blokje was, waarmee ze over de broek wreef. Het bleek gemaakt te zijn van varkensvet, en ik kon zelfs na enige scheikundige uitleg maar moeilijk bevatten dat daar mijn broek schoon van zou worden. Arjan deed er nog een schepje bovenop, hij was er ooit eens getuige van geweest dat er varkensembryo’s werden gekookt om er zeep van te maken. Soms wilde je dat je iets niet gevraagd had.
We bezochten het plaatselijke Archeologiemuseum “Orasul de floci” en Arjan vertelde me dat het als ‘Stad van de wol’ vertaald kon worden, maar dat het woord voor wol ook vertaald kon worden als schaamhaar. Weer wat geleerd.
De volgende ochtend vertrokken we, en reden via Buzău naar Brașov. In Buzău zochten we weer het restaurant van de vorige keer op om de pittige streekgebonden worstjes te kunnen eten.
Gelukkig werd de weg steeds mooier en kwamen de bergen in zicht. Ik leefde weer helemaal op. En ik was ook nog content dat ik mijn plastuitje een keer kon gebruiken toen ik een ergens slechts een gat in een betonnen plaat aantrof als toilet.
Bij een stuwdam stopten we even voor een fotomomentje en een plasmomentje voor de hond. Meteen kwam er een hinderlijk zeurende zigeunerin op me af. “Mevrouw, help me, ik heb zeven kinderen”. Ik snauwde haar toe “jullie moeten niet zoveel kinderen maken!”. Hoe vaker ik in Roemenië kom, hoe harder ik word. Ik moest nog denken aan een groot bord dat ik in Cluj zag. Er stond op “Geef bedelaars geen geld. Het helpt ze niet!”. Ik zou er nog aan willen toevoegen “geef ze liever condooms”.
Brașov en Rașnov
We besloten weer in pension Ștefi in Rașnov te overnachten, omdat dat ons in mei goed was bevallen. Toen we aankwamen kwam er net een medewerkster naar buiten, die uitriep “waar ken ik jullie toch van?”.
Tegelijk met ons boekte een stel in. Ze bleken uit Amerika te komen, en ik vroeg of ze zin hadden om met ons ergens te gaan eten. We namen ze mee naar restaurant Rosenau, ik zei dat ze daar het beste Roemeense eten van de stad hadden. Dus namen ze allebei pizza. Het blijven Amerikanen. Maar het was een aardig stel, Rudy en Cristy. Hij had tien jaar geleden in een kindertehuis gewerkt in Ploiești, en nu trouwde een van de kinderen van toen en hadden ze hem uitgenodigd.
In de ochtend, ik zat net lekker met mijn ontbijt op het terrasje van het pension, hoorde ik een ijzingwekkend gegil van een hond. Ik stond aan de grond genageld, ik dacht, er wordt nu een hond doodgeslagen. Even later holde er een medewerkster van het pension voorbij. Ze zocht een stukje hout om een spalk voor een gewond hondenpootje aan te leggen. Gelukkig had er geen poging tot doodslag plaatsgevonden, het was ‘slechts’ een aanrijding van een grote pup. Wat een enorme leukerd trouwens. Maar één hond mee terug naar Nederland leek mee ruim voldoende.
Mariana kwam even later terug van de tandarts, er was een kies getrokken en ze zou er nog dagen last van hebben. Ondanks haar narigheid was de keuken weer haar domein en ontbrak het ons aan niets.
Ik vroeg haar of ze mijn ondergeplaste broek wilde wassen. Eerst werd er water gekookt door middel van de houtgestookte buitenoven en daarna werd de broek op de hand gewassen. Ik vroeg wat het blokje was, waarmee ze over de broek wreef. Het bleek gemaakt te zijn van varkensvet, en ik kon zelfs na enige scheikundige uitleg maar moeilijk bevatten dat daar mijn broek schoon van zou worden. Arjan deed er nog een schepje bovenop, hij was er ooit eens getuige van geweest dat er varkensembryo’s werden gekookt om er zeep van te maken. Soms wilde je dat je iets niet gevraagd had.
We bezochten het plaatselijke Archeologiemuseum “Orasul de floci” en Arjan vertelde me dat het als ‘Stad van de wol’ vertaald kon worden, maar dat het woord voor wol ook vertaald kon worden als schaamhaar. Weer wat geleerd.
De volgende ochtend vertrokken we, en reden via Buzău naar Brașov. In Buzău zochten we weer het restaurant van de vorige keer op om de pittige streekgebonden worstjes te kunnen eten.
Gelukkig werd de weg steeds mooier en kwamen de bergen in zicht. Ik leefde weer helemaal op. En ik was ook nog content dat ik mijn plastuitje een keer kon gebruiken toen ik een ergens slechts een gat in een betonnen plaat aantrof als toilet.
Bij een stuwdam stopten we even voor een fotomomentje en een plasmomentje voor de hond. Meteen kwam er een hinderlijk zeurende zigeunerin op me af. “Mevrouw, help me, ik heb zeven kinderen”. Ik snauwde haar toe “jullie moeten niet zoveel kinderen maken!”. Hoe vaker ik in Roemenië kom, hoe harder ik word. Ik moest nog denken aan een groot bord dat ik in Cluj zag. Er stond op “Geef bedelaars geen geld. Het helpt ze niet!”. Ik zou er nog aan willen toevoegen “geef ze liever condooms”.
Brașov en Rașnov
We besloten weer in pension Ștefi in Rașnov te overnachten, omdat dat ons in mei goed was bevallen. Toen we aankwamen kwam er net een medewerkster naar buiten, die uitriep “waar ken ik jullie toch van?”.
Tegelijk met ons boekte een stel in. Ze bleken uit Amerika te komen, en ik vroeg of ze zin hadden om met ons ergens te gaan eten. We namen ze mee naar restaurant Rosenau, ik zei dat ze daar het beste Roemeense eten van de stad hadden. Dus namen ze allebei pizza. Het blijven Amerikanen. Maar het was een aardig stel, Rudy en Cristy. Hij had tien jaar geleden in een kindertehuis gewerkt in Ploiești, en nu trouwde een van de kinderen van toen en hadden ze hem uitgenodigd.
In de ochtend, ik zat net lekker met mijn ontbijt op het terrasje van het pension, hoorde ik een ijzingwekkend gegil van een hond. Ik stond aan de grond genageld, ik dacht, er wordt nu een hond doodgeslagen. Even later holde er een medewerkster van het pension voorbij. Ze zocht een stukje hout om een spalk voor een gewond hondenpootje aan te leggen. Gelukkig had er geen poging tot doodslag plaatsgevonden, het was ‘slechts’ een aanrijding van een grote pup. Wat een enorme leukerd trouwens. Maar één hond mee terug naar Nederland leek mee ruim voldoende.
de burcht van Rașnov
Arjan had in de krant gelezen dat er het weekend een middeleeuws festival zou zijn op de burcht van Rașnov. Vielen wij even met onze neus in de boter! Het zou om tien uur beginnen, en we waren mooi op tijd. Maar we zagen maar geen ridders en paarden. Een Toerisme Infocentrum op de burcht had wel een programma liggen, maar het meisje (“welkom in Roemenië”, riep ze ons toe) had geen idee waar het moest plaatsvinden. “Mij vertellen ze niets” mopperde ze.
Uiteindelijk troffen we het evenement onder aan de voet van de burcht aan, min of meer verscholen achter een camping. We kregen de indruk dat ze uren achterliepen op het programma. Het vuur waarop ze de ‘drakenbuikjes’ zouden bakken moest nog eerst met een niet-middeleeuwse föhn worden aangewakkerd.
Ik genoot van het kijken naar de paardentrainingen, er zaten elementen in van de Spaanse Rijschool. Het zouden Transsylvaanse paarden moeten zijn, maar ik zag teveel verschil in bouw om van één ras te spreken. Het ene paard leek me een klein uitgevallen Fries paard, het andere paard had meer Arabisch bloed. De paarden werden opgetuigd en er werden ringsteekwedstrijden gehouden.
Het was genieten! De grootste publiekstrekker was echter ons hondje Molda.
Bij terugkomst in het pension was er een gezellige herfstmarkt op het pleintje, en de aangereden pup liep er vrolijk tussendoor, dus dat was met een sisser afgelopen. En Lilly, de vrouw van Joop ‘Olandezul’, was gearriveerd. Joop en Lilly zijn de eigenaars van het pension Stefi, maar wonen de meeste tijd in Nederland. Lilly bleek een erg leuk mens te zijn, spreekt zeer goed Nederlands, en we begrepen elkaar helemaal met betrekking tot de cultuurverschillen die er zijn tussen Roemenië en Nederland.
We waren ook enkele dagen in Brașov vanwege een zakelijk doel. Om beter in contact te kunnen blijven met onze prospect zakenpartners kocht ik een notebook in een mediazaak. Een kassamiepje deed op communistische wijze moeilijk over een nummer wat op de factuur moest. “Verzin maar een nummer” was onze suggestie, die door haar radicaal werd verworpen. “Laat maar leeg” was in haar ogen een nog verwerpelijker voorstel. Arjan toverde een Makropasje uit zijn zak, wees op een nummer dat er niks mee te maken had, en dolgelukkig nam ze dat nummer over.
Uiteindelijk troffen we het evenement onder aan de voet van de burcht aan, min of meer verscholen achter een camping. We kregen de indruk dat ze uren achterliepen op het programma. Het vuur waarop ze de ‘drakenbuikjes’ zouden bakken moest nog eerst met een niet-middeleeuwse föhn worden aangewakkerd.
Ik genoot van het kijken naar de paardentrainingen, er zaten elementen in van de Spaanse Rijschool. Het zouden Transsylvaanse paarden moeten zijn, maar ik zag teveel verschil in bouw om van één ras te spreken. Het ene paard leek me een klein uitgevallen Fries paard, het andere paard had meer Arabisch bloed. De paarden werden opgetuigd en er werden ringsteekwedstrijden gehouden.
Het was genieten! De grootste publiekstrekker was echter ons hondje Molda.
Bij terugkomst in het pension was er een gezellige herfstmarkt op het pleintje, en de aangereden pup liep er vrolijk tussendoor, dus dat was met een sisser afgelopen. En Lilly, de vrouw van Joop ‘Olandezul’, was gearriveerd. Joop en Lilly zijn de eigenaars van het pension Stefi, maar wonen de meeste tijd in Nederland. Lilly bleek een erg leuk mens te zijn, spreekt zeer goed Nederlands, en we begrepen elkaar helemaal met betrekking tot de cultuurverschillen die er zijn tussen Roemenië en Nederland.
We waren ook enkele dagen in Brașov vanwege een zakelijk doel. Om beter in contact te kunnen blijven met onze prospect zakenpartners kocht ik een notebook in een mediazaak. Een kassamiepje deed op communistische wijze moeilijk over een nummer wat op de factuur moest. “Verzin maar een nummer” was onze suggestie, die door haar radicaal werd verworpen. “Laat maar leeg” was in haar ogen een nog verwerpelijker voorstel. Arjan toverde een Makropasje uit zijn zak, wees op een nummer dat er niks mee te maken had, en dolgelukkig nam ze dat nummer over.
Brașov
Zondag was er even geen businessmeeting, en genoten we van een zonovergoten Brașov. Wat een heerlijke stad is het, ik zou het bijna eens worden met de slogan die ik overal zag op terrasparasols “Brasov probably the best city in the World”. We liepen wat langs een antiekmarkt in een mooi park, bekeken de burcht van Brașov, vroegen ons nog af waarom ze daar muziek van Richard Clayderman moesten draaien, en gingen met de telecabina naar boven. Bovenaan de kabelbaan zat een terras met uitzicht op niks, maar er was wel een ober die de dopjes van onze colaflesjes netjes recht legde. En bij de toilet hing een bordje “toilet ownly for costumers”. Voor uitzicht moesten we een stukje lopen over een tamelijk slecht begaanbaar pad, maar uiteindelijk konden we naast de reuzengrote letters B-R-A-S-O-V genieten van het uitzicht over de stad.
Naar het noorden
Het was even piekeren of we nog naar Târgoviște en Râmnicu Vâlcea zouden gaan, of richting het noorden, en daarmee zorgend dat we in het weekend door Hongarije, Oostenrijk en Duitsland zouden rijden. In het weekend is er minder drukte op de wegen. We zouden dan helaas Anita niet meer ontmoeten in Târgoviște en ook niet Buurmanul in Râmnicu Vâlcea. Buurmanul (een samentrekking van buurman en het Roemeense bepaalde lidwoord ‘ul’, zo had Haarlemse Mihai zijn buurman uit zijn geboorteplaats benaamd) was achteraf erg teleurgesteld dat we niet kwamen, terwijl we hem dat niet echt beloofd hadden. Hij vond zelf dat we langs moesten komen, en hij had al min of meer klaargezeten met familie en vrienden om ons te ontvangen. Was ik soms boos op hem, vroeg hij via Mihai. Help, red me van de Roemeense gastvrijheid zolang je die nauwelijks kunt weigeren!
Goed, richting noord dus. We maakten een prachtige tocht door Covasna en Hargita via Sfantu Gheorghe en Târgu Secoiesc. We bezochten een mooi weerkerkje in Harman.
Ergens langs de weg stonden zigeuners met een mooie verzameling handgeplukte paddenstoelen. Ik zag er meteen een fotomoment in, alhoewel ik de afloop al kon schetsen. Ik maakte een praatje met een paar vrouwen en het dochtertje van een van hen dat onder de tafel zat, was werkelijk een plaatje om te zien. “Zeg dank je wel” siste haar moeder tegen haar nadat ik foto’s van haar had gemaakt. De dankbaarheid kwam uiteraard van mijn kant. Maar ja, hoe toonde ik die. Ik had het liefst wat van hen gekocht, handel doen leek me de meest eerlijke deal, maar wat moest ik met de boleten en elfenbankjes als ik onderweg niet kook? Dus maar wat geld gegeven aan de mensen met wie ik had staan praten en foto’s van had gemaakt. Er kwamen meteen andere mensen op af, die ook geld eisten, er werd een jongetje naar voren geduwd die geen moeder zou hebben maar wel honger zou hebben, en ze kregen het onderling ook met elkaar aan de stok. Snel wegwezen dus en balen dat het weer zo voorspelbaar moest eindigen.
Naar het noorden
Het was even piekeren of we nog naar Târgoviște en Râmnicu Vâlcea zouden gaan, of richting het noorden, en daarmee zorgend dat we in het weekend door Hongarije, Oostenrijk en Duitsland zouden rijden. In het weekend is er minder drukte op de wegen. We zouden dan helaas Anita niet meer ontmoeten in Târgoviște en ook niet Buurmanul in Râmnicu Vâlcea. Buurmanul (een samentrekking van buurman en het Roemeense bepaalde lidwoord ‘ul’, zo had Haarlemse Mihai zijn buurman uit zijn geboorteplaats benaamd) was achteraf erg teleurgesteld dat we niet kwamen, terwijl we hem dat niet echt beloofd hadden. Hij vond zelf dat we langs moesten komen, en hij had al min of meer klaargezeten met familie en vrienden om ons te ontvangen. Was ik soms boos op hem, vroeg hij via Mihai. Help, red me van de Roemeense gastvrijheid zolang je die nauwelijks kunt weigeren!
Goed, richting noord dus. We maakten een prachtige tocht door Covasna en Hargita via Sfantu Gheorghe en Târgu Secoiesc. We bezochten een mooi weerkerkje in Harman.
Ergens langs de weg stonden zigeuners met een mooie verzameling handgeplukte paddenstoelen. Ik zag er meteen een fotomoment in, alhoewel ik de afloop al kon schetsen. Ik maakte een praatje met een paar vrouwen en het dochtertje van een van hen dat onder de tafel zat, was werkelijk een plaatje om te zien. “Zeg dank je wel” siste haar moeder tegen haar nadat ik foto’s van haar had gemaakt. De dankbaarheid kwam uiteraard van mijn kant. Maar ja, hoe toonde ik die. Ik had het liefst wat van hen gekocht, handel doen leek me de meest eerlijke deal, maar wat moest ik met de boleten en elfenbankjes als ik onderweg niet kook? Dus maar wat geld gegeven aan de mensen met wie ik had staan praten en foto’s van had gemaakt. Er kwamen meteen andere mensen op af, die ook geld eisten, er werd een jongetje naar voren geduwd die geen moeder zou hebben maar wel honger zou hebben, en ze kregen het onderling ook met elkaar aan de stok. Snel wegwezen dus en balen dat het weer zo voorspelbaar moest eindigen.
We reden door Miercurea Ciuc. Er staat een grote bierfabriek van het gelijknamige merk , dat nu onder het conglomeraat van Heineken valt.
We vonden een pension in Vlahita. De eigenaresse vroeg 20 euro per nacht voor een prima kamer. Ik heb gemerkt dat aanbod en kwaliteit zich omgekeerd rechtevenredig met de prijs verhoudt in Roemenië. In dat rotgebied Dobrogea is er bijna niks te krijgen en is het duur en niks deugt er.
Ik kan alleen in de regio Hargita de mensen niet verstaan, ze spreken er Hongaars, maar ze willen wel voor je overschakelen op het Roemeens.
We maakten weer een mooie dagtocht. Er waren leuke souvenirstalletjes te zien (met Hongaarse spulletjes) en we bekeken de plaats Sovata Băi. Een schitterende mineralenbadplaats met mooie architectuur. We deden er een late lunch en wilden iets met eieren, maar dat kon alleen in de ochtend, de kok had geen ruimte op zijn fornuis, kregen we te horen.
Daarna reden we door Bălăușeri, waar Arjan zijn bijnaam als dorpsgek (Giula de Bălăușeri) vandaan heeft. En dat terwijl hij niet in Bălăușeri, maar in Laslau Mare verbleef met zijn Roemeense vrouw als hij in Roemenië was. We bezochten de familie van zijn ex-vrouw. Terwijl ik me altijd juist ergens zo snel thuis voel, was het bij hen niet het geval. En helaas ontaarde het in een nare toestand om geld en zelfs een dreiging met een rechtszaak omdat zijn scheiding niet rechtsgeldig zou zijn, en vertrokken we heel plotseling. “Maar gelukkig hebben we de foto’s nog” zei Arjan, en konden we om die uitspraak hard lachen.
We vonden een pension in Vlahita. De eigenaresse vroeg 20 euro per nacht voor een prima kamer. Ik heb gemerkt dat aanbod en kwaliteit zich omgekeerd rechtevenredig met de prijs verhoudt in Roemenië. In dat rotgebied Dobrogea is er bijna niks te krijgen en is het duur en niks deugt er.
Ik kan alleen in de regio Hargita de mensen niet verstaan, ze spreken er Hongaars, maar ze willen wel voor je overschakelen op het Roemeens.
We maakten weer een mooie dagtocht. Er waren leuke souvenirstalletjes te zien (met Hongaarse spulletjes) en we bekeken de plaats Sovata Băi. Een schitterende mineralenbadplaats met mooie architectuur. We deden er een late lunch en wilden iets met eieren, maar dat kon alleen in de ochtend, de kok had geen ruimte op zijn fornuis, kregen we te horen.
Daarna reden we door Bălăușeri, waar Arjan zijn bijnaam als dorpsgek (Giula de Bălăușeri) vandaan heeft. En dat terwijl hij niet in Bălăușeri, maar in Laslau Mare verbleef met zijn Roemeense vrouw als hij in Roemenië was. We bezochten de familie van zijn ex-vrouw. Terwijl ik me altijd juist ergens zo snel thuis voel, was het bij hen niet het geval. En helaas ontaarde het in een nare toestand om geld en zelfs een dreiging met een rechtszaak omdat zijn scheiding niet rechtsgeldig zou zijn, en vertrokken we heel plotseling. “Maar gelukkig hebben we de foto’s nog” zei Arjan, en konden we om die uitspraak hard lachen.
huis van Janneke en Ad
Door naar Oarba de Mureș voor een overnachting bij Janneke en Ad. Ze hebben een boel geiten en IJslandse paarden. En beperkte mogelijkheden voor toeristen, we kregen een caravan tot onze beschikking. Met dikke dekens, want de nachten werden al kouder.
Het was erg gezellig bij Janneke en Ad, ik had ze graag langer van hun werk afgehouden. Maar we kochten de twee boeken die Janneke had geschreven over haar avonturen van de afgelopen vier jaar, en konden zo nog wat nagenieten. Rond het middaguur gingen we naar de IJslandse paarden in de wei, en even later kwamen de geiten er aangeklingeld. Ook bezochten we de geitenstal. Geinig, die geitjes.
Door gingen we weer. Eerst Târnăveni in, daarna reden we over het meest golvende en hobbelige asfalt dat onlangs was gelegd door een stelletje prutsers. Het werkte enorm op mijn lachspieren.
Reghin was ons op de heenweg bevallen en we pakten er nog een kop koffie op een terrasje. We reden door tot in de schemering en vonden een pension in Herina (Bistrița). De prijs per kamer was maar 16 euro en we namen twee kamers. Er kwam nog een Tsjechisch stel aan die ook een kamer nam, de beheerster had die ochtend vast niet verwacht dat de die avond drie kamers vol zou hebben. De Tsjechen schoven bij ons aan aan tafel en we wisselden wat reiservaringen uit. En we bewonderden het opgezette everzwijn met de haas op zijn rug.
Onze laatste dag in Roemenië. Zoals overal in het land veel grote, onafgebouwde huizen te zien langs de weg, vaak al te koop gezet. Bouw iets kleiners dat tenminste afkomt, maar dat zal wel te praktisch gedacht zijn. En ook overal nieuwe kerken in aanbouw, alsof er nog niet genoeg staan, dat geld zou beter besteed kunnen worden, maar dat zal ook wel weer te praktisch gedacht zijn.
Via Baia Mare en Satu Mare gingen we bij Valea Lui Mihai de grens over. Een kleine grenspost met een vriendelijke grenswachter. Hij constateerde dat ik op mijn pasfoto leek uit het paspoort. En Arjan, nee, zelfs toen hij zijn petje afzette, vond hij hem niet echt op de foto uit zijn paspoort lijken. Maar het zat goed hoor, we mochten doorrijden. En we lieten Roemenië achter ons. Dag, tot de volgende keer!
Het was erg gezellig bij Janneke en Ad, ik had ze graag langer van hun werk afgehouden. Maar we kochten de twee boeken die Janneke had geschreven over haar avonturen van de afgelopen vier jaar, en konden zo nog wat nagenieten. Rond het middaguur gingen we naar de IJslandse paarden in de wei, en even later kwamen de geiten er aangeklingeld. Ook bezochten we de geitenstal. Geinig, die geitjes.
Door gingen we weer. Eerst Târnăveni in, daarna reden we over het meest golvende en hobbelige asfalt dat onlangs was gelegd door een stelletje prutsers. Het werkte enorm op mijn lachspieren.
Reghin was ons op de heenweg bevallen en we pakten er nog een kop koffie op een terrasje. We reden door tot in de schemering en vonden een pension in Herina (Bistrița). De prijs per kamer was maar 16 euro en we namen twee kamers. Er kwam nog een Tsjechisch stel aan die ook een kamer nam, de beheerster had die ochtend vast niet verwacht dat de die avond drie kamers vol zou hebben. De Tsjechen schoven bij ons aan aan tafel en we wisselden wat reiservaringen uit. En we bewonderden het opgezette everzwijn met de haas op zijn rug.
Onze laatste dag in Roemenië. Zoals overal in het land veel grote, onafgebouwde huizen te zien langs de weg, vaak al te koop gezet. Bouw iets kleiners dat tenminste afkomt, maar dat zal wel te praktisch gedacht zijn. En ook overal nieuwe kerken in aanbouw, alsof er nog niet genoeg staan, dat geld zou beter besteed kunnen worden, maar dat zal ook wel weer te praktisch gedacht zijn.
Via Baia Mare en Satu Mare gingen we bij Valea Lui Mihai de grens over. Een kleine grenspost met een vriendelijke grenswachter. Hij constateerde dat ik op mijn pasfoto leek uit het paspoort. En Arjan, nee, zelfs toen hij zijn petje afzette, vond hij hem niet echt op de foto uit zijn paspoort lijken. Maar het zat goed hoor, we mochten doorrijden. En we lieten Roemenië achter ons. Dag, tot de volgende keer!